Kamerlid
Kruimelpad
De conventiegraad bij kinesitherapeuten, logopedisten en tandartsen; De daling van de conventiegraad van tandartsen van 60 naar 55 % - mondelinge vragen aan minister Vandenbroucke
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, deze vragen gaan over het aantal geconventioneerde zorgverstrekkers. Onlangs ontving ik cijfers daaromtrent. Bij tandartsen werd het niveau van de conventiegraad niet gehaald. Bij de kinesitherapeuten werd deze nipt gehaald, in Vlaanderen niet maar over heel België bekeken wel.
Zijn er verschillen merkbaar per provincie of arrondissement? Want ik denk niet dat dit al voor alle zorgverstrekkers werd gepubliceerd. Zijn er verschillen waarneembaar per leeftijdscategorie? Wij zagen in het verleden immers dat de zorgverstrekkers uit de jongere leeftijdscategorieën eerder geneigd zijn om te deconventioneren. Wat zijn de voorwaarden om als een actieve zorgverstrekker te worden beschouwd?
Ik hoor daarop immers heel wat commentaar. Is het juist dat men al vanaf één verstrekking per jaar beschouwd wordt als actieve zorgverstrekker, want dan is dat niet erg representatief? Is het juist dat alle zorgverstrekkers die pas zijn afgestudeerd, sowieso worden meegeteld als geconventioneerde zorgverstrekker? Wat gebeurt er met zorgverstrekkers die gepensioneerd zijn? Worden zij ook meegeteld als actieve zorgverstrekker en geconventioneerd? Wat is uw conclusie over de conventiegraad voor de verschillende arrondissementen, provincies of leeftijdscategorieën?
U zou ook een enquête uitvoeren onder zorgverstrekkers om de oorzaak van deconventie te achterhalen. Wij horen daarover echter heel weinig. Hoe ver staat het met die enquête? Wat is de vraagstelling exact en wanneer kunnen we de resultaten verwachten?
Mijn tweede vraag gaat over het niet halen van de conventiegraad voor de tandartsen. Kan de bepaling dat minstens 60 % van de tandheelkundigen akkoord moeten gaan met de overeenkomst worden aangepast naar 55 %, zoals u hebt voorgesteld?
Zo ja, op welke basis? Wij merken dat er morgen een wetsvoorstel op de agenda staat. Dus blijkbaar moet de meerderheid het hier oplossen. Ik vraag mij toch af of dat zomaar kan. Is het met opzet, om op die manier de Raad van State te omzeilen, door ervan een wetsvoorstel te maken? Of hoe moeten wij dat precies zien? Wat gebeurt er met de streken waar meer dan 50 % tandartsen hebben geweigerd om tot het akkoord toe te treden? Geldt de verlaging van 60 naar 55 % als een tijdelijke maatregel? Ik heb begrepen van wel op basis van het wetsvoorstel. Wat gaat er ondertussen gebeuren? Gaat u opnieuw in gesprek met de zorgverstrekkers, met de tandartsen? Hoe zult u dat aanpakken?
Minister Frank Vandenbroucke:
Mevrouw Gijbels, wat betreft de conventiegraden zal ik u de cijfers bezorgen tot op het niveau van het arrondissement voor de drie zorgberoepen. Dat is een heel lange tabel, bladzijdenlang cijfers, die ik u overhandig of per e-mail zal bezorgen.
Globaal kan ik de conventiegraad als volgt samenvatten. 56,97 % van de tandartsen heeft aangegeven de conventietarieven te zullen volgen. In Vlaanderen gaat het om 48,88 %, in Brussel om 63,31 %, in Wallonië om 67,61 %.
67,38 % van de logopedisten heeft aangegeven de conventietarieven te zullen volgen. In Vlaanderen gaat het om 57,95 %, in Brussel om 73,27 %, in Wallonië om 80,16 %.
66,11 % van de kinesitherapeuten heeft aangegeven de conventietarieven te zullen volgen. In Vlaanderen gaat het om 52,93 %, in Brussel om 69,74 %, in Wallonië om 85,59 %.
U krijgt de cijfers per arrondissement voor de verschillende beroepsgroepen. U vraagt naar de leeftijdsgradiënt in dezen. Ik kan u tabellen bezorgen per leeftijdsgroep van tien jaar.
Concluderend kan ik stellen dat de conventiegraad hoger ligt bij zorgverleners op oudere leeftijd, en dat geldt voor de drie door u bevraagde zorgberoepen. Dat zult u duidelijk merken in de cijfers voor die drie beroepen.
Welke zijn de voorwaarden om als een actieve zorgverstrekker te worden beschouwd? Klopt het dat men al vanaf één verstrekking per jaar beschouwd wordt als actieve zorgverstrekker? Wij beschouwen iemand als een actieve zorgverlener wanneer men een actief RIZIV-nummer heeft. Bij de tandartsen leggen we geen link met het aantal prestaties of verstrekkingen per jaar. Bij de kinesitherapeuten en de logopedisten houden wij voor de officiële berekening van het toetredingspercentage rekening met zorgverleners die minstens één verstrekking hebben aangerekend in 2022, vermeerderd met de zorgverleners die in 2023 een RIZIV-nummer hebben gekregen.
U vroeg of het klopt dat alle zorgverleners die pas afgestudeerd zijn sowieso worden meegeteld als geconventioneerd. Alle zorgverleners met een actief RIZIV-nummer, dus ook zij die pas afgestudeerd zijn, hadden de mogelijkheid zich te deconventioneren vermits het om nieuwe nationale akkoorden of overeenkomsten ging. In de bovenvermelde cijfers worden zij dus niet steeds als geconventioneerd zorgverlener beschouwd. Buiten deze context van nieuwe akkoorden en nieuwe overeenkomsten is de mogelijkheid voor pas afgestudeerde zorgverleners om zich in het jaar van afstuderen zelf te deconventioneren inderdaad ingeperkt.
U vroeg dan naar de gepensioneerden. Gepensioneerde zorgverstrekkers met een gedeactiveerd RIZIV-nummer worden niet meegeteld als actieve zorgverleners. Ze worden dus ook niet meegeteld in de toetredingspercentages.
Ik kom dan bij mijn conclusie. Het verschil tussen de regio's en de leeftijdsgroepen is natuurlijk een aandachtspunt. Dat moet allemaal meegenomen worden in een reflectie die ik heb gevraagd aan de actoren in het RIZIV. Het zeer algemene beeld van jongeren dat naar voren komt, heeft misschien te maken met een bepaalde cultuur, waarbij jonge mensen het evidenter vinden om niet te werken volgens het conventiesysteem. Jonge mensen hebben misschien minder dan hun oudere collega's het gevoel dat tariefzekerheid voor hun patiënten belangrijk is. Ik durf daar nu niet veel meer over te zeggen.
U had het over de enquête. De vraag is daar gesteld. Ik wil voor ik daartoe kom, benadrukken dat er over tariefakkoorden en overeenkomsten tussen vertegenwoordigers van de zorgverleners en de ziekenfondsen wordt onderhandeld. Die worden door hen gesloten. Ik ga ervan uit dat bij een overlegmodel de actoren rekening houden met de gevoeligheden en de verwachtingen van het terrein, dat ze die kennen en meenemen. Ik zal niet alle cijfers herhalen over de investeringen die we gedaan hebben, maar die zijn zeer aanzienlijk.
Alleen al in de begroting voor 2024 zijn er bijkomende investeringen van 142 miljoen voor tandartsen, meer dan 119 miljoen voor kinesitherapeuten en meer dan 36 miljoen voor logopedisten. Als men dat over enkele jaren bekijkt, merkt men dat de budgetten voor de tandartsen, de kinesisten en de logopedisten enorm zijn gestegen. Die sectoren zijn niet in de steek gelaten, wel integendeel. De conventiecijfers weerspiegelen die enorme investeringen echter niet. Ik denk dat dit een reden is om grondiger te enquêteren waarom mensen dat niet doen. Uw overige vragen zullen morgen aan de orde zijn bij de bespreking van het wetsvoorstel. Volgens mijn informatie wijzigt het wetsvoorstel enkel de nationale lat en niet de arrondissementele regeling en betreft het een tijdelijke maatregel.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, op basis van de cijfers die u noemt en de verschillen tussen de gewesten kunnen we stellen dat er noch voor de tandartsen, noch voor de logopedisten, noch voor de kine’s in Vlaanderen sprake is van een actieve conventie. Dat spreekt toch wel boekdelen.
Ik had verwacht dat dit in die enquête zou worden onderzocht. Er moeten ook verklaringen worden gezocht voor de manier van attesteren. Ik denk niet dat het toevallig is.
Voor de nieuwe generatie zorgverstrekkers zijn er echt wel problemen. Er wordt niet aan hun behoeften tegemoetgekomen. U spreekt van een cultuurverschil, maar zou een praktijk vandaag gewoon niet heel veel kosten? De opleiding is ten opzichte van vroeger veranderd en er wordt veel meer gespecialiseerde zorg verstrekt die veel geld kost. Dat hoor ik alvast op het terrein.
De enige manier om hieruit te raken en van een objectieve basis te kunnen vertrekken voor een gedachtewisseling, vergt een kostprijsberekening. Dat wordt al lang beloofd, maar er wordt nooit werk van gemaakt. Ik dring er echt op aan om te berekenen wat een uur tandzorg, een uur kine of een uur logopedie kost. Zo kunnen we stoppen met dat welles-nietesspelletje en een echt debat voeren over wat er al dan niet mogelijk is. We zullen er anders niet uit raken.
U had het over het wetsvoorstel dat morgen op tafel komt, om voor de tandartsen de grens te verlagen om tot een akkoord te komen. Ik vind dat een heel rare manier van werken. Wat was immers het grote probleem? Waardoor hebt u, volgens mij, echt wantrouwen gecreëerd bij de tandartsen? Dat komt door het botweg afschaffen van de mogelijkheid om supplementen te vragen aan mensen met een verhoogde tegemoetkoming.
U hebt zelf gemerkt, meen ik, dat dit voor sommige sectoren zwaar problematisch is. Dat daar niet op voorhand over gesproken is met de beroepsgroep, heeft echt kwaad bloed gezet. U ziet nu wat het gevolg is. Wat er nu gebeurt met de arrondissementen waar er geen 50 % toetreding is, is mij nog niet helemaal duidelijk. Daar zullen wij het wellicht morgen verder over hebben?
Minister Frank Vandenbroucke:
Mevrouw Gijbels, ik wil toch nog even reageren. Er is niet over gesproken? Hoe durft u dat te zeggen. Er is gedurende anderhalf jaar over gesproken. Ik heb tegen de vertegenwoordigers van de artsen en van de tandartsen dat als zij een voorstel zouden doen waarover overlegd was in respectievelijk de Medicomut en de Dentomut, ik dat voorstel zou implementeren.
Eigenlijk is dat ook gebeurd. Wat wij nu voorleggen bij besluit inzake de beperking van supplementen, zit in het akkoord van de Dentomut en in het akkoord van de Medicomut. Het is gepasseerd via het Verzekeringscomité. Het heeft daar nog eens advies gekregen. Natuurlijk was een aantal actoren niet gelukkig met dat initiatief, dat is iets anders, maar dat daarover niet overlegd zou zijn, is van de pot gerukt!
Overigens, als u het nuchter bekijkt, is het feit dat wij tegen een niet-geconventioneerde arts of tandarts zeggen dat men aan iemand die het financieel en sociaal moeilijk heeft geen supplementen meer mag vragen vanaf 2025, in stappen, en in 2026 volledig, eerder een reden om zich toch maar te conventioneren dan om dit niet te doen. Zij verliezen immers - gelukkig maar - de vrijheid om van arme mensen supplementen te vragen. Gelukkig maar. Ik weet dat u daar tegen bent. U vindt dat supplementen vragen moet kunnen. Ik vind dat dit niet moet kunnen. U zegt dan dat er daarover geen overleg gepleegd is. Er is echter uitvoerig overleg over gepleegd. Dat men van mening verschilt is eerbaar, maar men moet de dingen toch zeggen zoals ze zijn.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, ik zeg de zaken heel graag zoals ze effectief gebeurd zijn. Wij kregen hier een wetsontwerp houdende diverse bepalingen op ons bord waarin enkele artikelen gingen over het verbod op ereloonsupplementen voor mensen met een verhoogde tegemoetkoming. Daarover was er op dat moment totaal niet overlegd met de tandartsen. Zij wisten van niets en vielen totaal uit de lucht.
U zei daarop dat er nog overleg zou volgen met de tandartsen, maar toen was die wet al goedgekeurd. Toen was het al zover! U zegt dat het logisch is dat men voor een paar arme patiënten geen supplementen vraagt.
Mijnheer de minister, u zou eens moeten weten hoe onaangepast sommige tarieven zijn. Als we nu aangepaste tarieven zouden hebben, dan zou ik daarmee geen probleem hebben. Dan zou ik mijn patiënten met plezier zeggen dat het goed terugbetaald zal worden omdat de overheid ervoor gezorgd heeft dat die paradontale of endodontische behandelingen of behandelingen voor mensen met bijzondere noden goed terugbetaald worden. Dat is echter niet het geval. Dat is niet zo, mijnheer de minister.
Wij moeten dus wel supplementen vragen. In sommige regio's bestaat tot een derde van het patiëntenbestand uit mensen met een verhoogde tegemoetkoming.
Wat gaat u daar doen? Zeggen dat men voor een derde van zijn patiëntenbestand dan maar onder de kostprijs moet werken? Maak een einde aan die discussie en maak een kostprijsberekening. Dan hebben we een eerlijk debat en is het gedaan met dat wellesnietesspelletje.
Het incident is gesloten.