Kamerlid
Kruimelpad
De uitbraken van longinfecties - mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, ook ik wil vragen stellen over de rapportering door de Wereldgezondheidsorganisatie in november over uitbraken van mycoplasma pneumoniae in China. Het bleek te gaan om een infectie die vaak ook antibioticaresistent is. Tegelijk rapporteerde het ECDC over gevallen in Griekenland, waar het zou gaan over longinfecties door de klebsiellabacterie, eveneens hoogresistent tegen antibiotica.
Mijnheer de minister, hebben we in dat verband ook in ons land een overzicht? Kunnen wij daarvan een update krijgen? Zijn er aanwijzingen van gelijkaardige gevallen van bacteriële antibioticaresistente longinfecties? Over welke infecties gaat het in dat geval? Zijn die infecties verspreid doorheen het land of zijn er clusters waarneembaar? In Griekenland blijkt het vooral te gaan over een transmissie van de bacterie, geassocieerd met de gezondheidszorg. Wat is de stand van zaken in het algemeen van gezondheidszorggeassocieerde transmissie in België?
In het verleden sprak ik al over het risico van de verspreiding van nieuwe infecties, onder andere in de ziekenhuissetting, en vroeg ik cijfers op over het aantal ziekenhuisinfecties door COVID-19 of andere pathogenen. Zijn er eventueel recentere cijfers, van na augustus 2022, beschikbaar?
Minister Frank Vandenbroucke:
Mevrouw Gijbels, na een sterke daling van het aantal mycoplasma pneumoniaediagnoses tijdens de COVID19-epidemie stijgt het aantal mycoplasma pneumoniae-infecties in België opnieuw sinds april 2023. Het aantal nieuwe infecties is momenteel hoger dan het basisniveau en op hetzelfde niveau als tijdens de jaarlijkse pieken voor COVID-19. De meeste infecties worden gezien bij kinderen van 5 tot 14 jaar en in mindere mate bij jongere volwassenen.
De stijging wordt in de drie gewesten geobserveerd. Het is echter niet bekend welke proportie van de patiënten gehospitaliseerd is, noch of de patiënten de infectie in het ziekenhuis opgelopen hebben. De infecties worden aangetroffen bij een bevolkingsgroep met een zeer lage algemene hospitalisatiegraad, wat doet vermoeden dat de meerderheid van de besmettingen buiten de zorginstellingen gebeuren.
De resultaten van de surveillance worden wekelijks gepubliceerd in het Bulletin acute luchtweginfecties van Sciensano. Wekelijks evalueert de Risk Assessment Group de noodzaak tot het nemen van bijkomende maatregelen, onder andere voor deze infecties. Het verslag van die evaluatie wordt ook wekelijks gepubliceerd op de website van Sciensano, onder Projecten/Coördinatie van de Risk Assessment Group.
De antibioticaresistentie voor macroliden, die eerste keuze zijn voor de behandeling van mycoplasma pneumoniae-infecties, is al jaren zeer uitgesproken in Azië. Men spreekt daar van 60 % tot 95 %. Maar gelukkig is deze resistentie minimaal in België, namelijk minder dan 5 %, tenminste op basis van de gegevens die wij krijgen van het nationaal referentiecentrum, het UZA. Dit type bacterie is echter niet gevoelig voor de standaardantibiotica die voor een lagere luchtweginfectie worden voorgeschreven, waardoor de initieel opgestarte antibioticakuur vaak niet afdoende is. Er is op dit moment echter geen evidentie om de toename van antibioticaresistentie te vermoeden.
Ik kom tot het tweede punt in mijn antwoord. De dienst Zorginfecties en antibioticaresistentie van Sciensano organiseert, verzamelt, en analyseert de surveillancegegevens over antimicrobiële resistentie in Belgische ziekenhuizen. Deze AMRsurveillance bestaat uit drie luiken: ten eerste, de surveillance van methicillineresistente Staphylococcus aureus (MRSA); ten tweede, de surveillance van multiresistente gramnegatieve bacteriën (MRGM), waaronder de klebsiella pneumoniae en, ten derde, de surveillance van vancomycine- of linezolidresistente enterokokken.
Deelname aan de surveillance van MRSA en MRGM is respectievelijk sinds 2006 en 2014 verplicht voor alle Belgische ziekenhuizen. Een bacterie kan resistent worden door een verandering van zijn genoom, waardoor er een soort adaptieve resistentie ontstaat, ofwel door zijn intrinsieke eigenschappen, zoals een dik en beschermend celmembraan. Antimicrobiële resistentie kan met andere woorden verworven of van nature aanwezig zijn in een specifieke soort micro-organismen.
Hoewel beiden kunnen leiden tot het mislukken van de behandeling is verworven resistentie verantwoordelijk voor de meest recente gevallen. Verworven resistentie kan worden veroorzaakt door onaangepast gebruik van antimicrobiële middelen, zoals het voorschrijven van antibiotica om virale infecties te behandelen of een onnodig lange behandelingsduur. In tegenstelling tot MRSA kunnen gramnegatieve bacteriën via verschillende resistentiemechanismen ongevoelig worden tegen verschillende antibioticaklassen. Het meest voorkomend resistentiemechanisme is de productie van enzymen, zoals extended-spectrum beta-lactamase en carbapenemase.
Ten derde, sinds 2004 kan een significant dalende trend in de resistentieproportie en de incidentie van MRSA worden waargenomen. Er kan geen significante trend worden waargenomen in de resistentieproportie en de incidentie van vancomycineresistente enterococcus faecium. Sinds 2014 lijkt er sprake te zijn van een toename in de resistentieproportie en de incidentie van multiresistente gramnegatieve bacteriën, hoewel die stijging zich de laatste jaren lijkt te stabiliseren voor bepaalde kiemantibioticacombinaties
Er wordt echter alleen in de surveillance van MRSA een onderscheid gemaakt tussen ziekenhuisgeassocieerde en nietziekenhuisgeassocieerde MRSA. Dankzij de gezamenlijke inspanningen van de teams voor infectiepreventie en -bestrijding en een hele reeks acties is het aandeel van de zorggerelateerde MRSA op het totaal aantal MRSA gedaald van 78,8 % in 1994 tot slechts 15,6 % in 2022.
Geaggregeerde jaargegevens in het kader van de AMR-surveillance worden retrospectief verzameld in het daaropvolgende jaar. Gegevens van 2022 werden midden 2023 verzameld. Analyses worden momenteel afgerond en zullen weldra gepubliceerd worden.
Een epidemiologisch rapport over gehospitaliseerde COVID-19-patiënten is alvast te vinden op de COVID-19-site van Sciensano. Op pagina 22 wordt de proportie van patiënten die tussen 2020 en september 2023 binnen het ziekenhuis een infectie hebben ontwikkeld beschreven.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, waakzaamheid is inderdaad geboden. De toename van bepaalde infecties die wij nu zien, kan te maken hebben met een weerslag na een fase van opgedreven infectiepreventiemaatregelen. Gelet op de piek van mycoplasma pneumoniae in de afgelopen weken moeten wij daarvoor alert zijn.
Het is goed om dat te analyseren en mee te nemen in een afwegingskader voor toekomstige hygiëne-en beschermingsmaatregelen en toekomstige protocollen die worden uitgewerkt, omdat het een behoorlijke impact kan hebben op het zorgsysteem en op de gezondheid van individuen. Vooral voor kinderen lijkt het mij belangrijk dat er altijd ruimte wordt gelaten om infecties op een natuurlijke wijze door te maken, zodat de basisimmuniteit kan worden opgebouwd. Het is goed dat er een daling is van antibioticaresistente bacteriën, maar er is nog veel werk aan de winkel. Het is een uitdaging voor de toekomst om hier heel alert en attent voor te zijn en alle mogelijke maatregelen te nemen om dit zoveel mogelijk verder te beperken.
Het incident is gesloten.
Het rapport van Sciensano is terug te vinden via https://covid-19.sciensano.be/sites/default/files/Covid19/COVID-19_Hosp…