U bent hier
Het mondzorgtraject - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke

Commissie Gezondheid 18 juli 2023:
32.01 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, het mondzorgtra-ject werd in 2016 gelanceerd met als doel patiënten te stimuleren re-gelmatig naar de tandarts te gaan. Het InterMutualistisch Agentschap (IMA) onderzocht recent de impact van het mondzorgtraject. Hierbij werd ook gekeken naar de evolutie van vraag en aanbod van tandheel-kundige zorg. Daarin valt op dat op 12 jaar tijd, van 2008 tot 2019, 1 persoon op de 12 geen contact had met een tandarts. Het gaat daar-bij vooral om mensen met een verhoogde tegemoetkoming en om 60-plussers.
Voorts wordt gesteld dat de capaciteit van het mondzorgtraject aan zijn limiet zit. Indien iedereen effectief zou deelnemen aan het mondzorg-traject, zouden er immers te weinig tandartsen zijn. Men suggereert daarom om het aantal tandartscontacten nodig om aanspraak te kun-nen maken op de volledige terugbetaling te verminderen naar één con-tact per twee jaar.
Wat is uw mening omtrent de suggestie van het IMA om het mondzorg-traject om te vormen tot een contact per twee jaar? Werd hierover al overleg gepleegd met de beroepsverenigingen?
Uit de studie van het IMA blijkt duidelijk dat financiële drempels niet de enige drempels zijn voor een tandartsbezoek. Het feit dat personen met een verhoogde tegemoetkoming veel minder vaak naar de tand-arts gaan, lijkt mij daar exemplarisch voor. Wat is uw analyse hiervan en wat is volgens u de remedie?
Ten slotte, de rol van de mondhygiënist wordt niet meegenomen in de studie van het IMA. Nochtans kunnen zij net in preventieve trajecteneen enorme meerwaarde betekenen. Daarvoor is het echter noodza-kelijk dat zij toegang krijgen tot specifieke en ook meer uitgebreide no-menclatuur dan vandaag het geval is. Wat zijn uw eventuele plannen daaromtrent?
32.02 Minister Frank Vandenbroucke:
Ik kan u meedelen dat het rap-port van het InterMutualistisch Agentschap mij nog niet werd meege-deeld. Voor zover ik weet, werd dit rapport onderzocht door de Natio-nale Commissie Tandheelkundigen-Ziekenfondsen op 22 juni. In het kader van de begroting 2024, moeten de sectoren hun voorstellen van begrotingsprioriteiten indienen voor september. Ik laat daarom de Technische tandheelkundige raad en de Nationale Commissie Tand-heelkundigen-Ziekenfondsen bepalen of de door u genoemde maatre-gel deel uitmaakt van hun prioriteiten voor 2024. Op die basis zal ik deze voorstellen natuurlijk grondig bekijken.
In antwoord op uw tweede en derde vraag wens ik graag op te merken dat er de voorbije jaren al verschillende initiatieven werden genomen om een betere preventie en toegankelijkheid binnen de tandheelkun-dige zorg te verkrijgen, bijvoorbeeld de invoering van een nomencla-tuur voor mondhygiënisten. Ook in het kader van de uitvoering van de begroting 2023 werden verschillende maatregelen genomen, zoals de uitbreiding van de leeftijdsgrens tot 19 jaar voor gratis tandzorg en het afschaffen van de leeftijdsgrens voor het jaarlijks mondonderzoek, die beiden qua preventie en toegankelijkheid positief zijn. Daarnaast wordt in de begroting 2023 van de geneeskundige verzorging een budget van 1 miljoen euro vrijgemaakt om mondhygiënisten te integreren in de eer-stelijnszorg. De hoofdlijnen van dit project worden nu gedefinieerd. De bedoeling is om ook hier tegemoet te komen aan de behoeften inzake preventie en toegankelijkheid voor de bevolkingsgroepen die het groot-ste risico lopen.
U weet dit ongetwijfeld. Ik vermeld dit alleen om eraan te herinneren dat er vooruitgang is. U hoort mij niet zeggen, mevrouw Gijbels, dat we daarmee helemaal rond zijn. Inzake tandheelkunde en mondzorg is er nog ontzettend veel te doen, maar dat zal natuurlijk ook afhangen van de budgettaire mogelijkheden.
32.03 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, u zegt dat het de tandartsen en ziekenfondsen toekomt om dat allemaal te bekijken en hun prioriteiten naar voren te schuiven. Toch denk ik dat het belangrijk is om daar bepaalde lijnen in te trekken. Preventie is heel belangrijk, niet alleen voor de mondgezondheid van de bevolking in het algemeen, maar ook omdat u op die manier budget kunt vrijmaken binnen de tand-zorg. Ik meen dat het budget op verschillende vlakken namelijk nog heel wat beter kan worden besteed. De analyse van het IMA vind ik heel interessant en de suggestie om de voorwaarden niet per kalen-derjaar te bekijken, maar eventueel over twee kalenderjaren te sprei-den, vind ik goed, ook om overbevraging van tandartsen op het einde van het kalenderjaar te vermijden.
De inzet van mondhygiënisten vind ik wel superbelangrijk om te komen tot betaalbare en ook kwaliteitsvolle mondzorg waarbij preventie nog veel meer naar de voorgrond komt. Als wij mondhygiënisten een betere nomenclatuur geven, met inbegrip van zaken als voedingsadvies, ta-baksadvies en mondhygiëne-instructies, dan ben ik ervan overtuigd dat zij veel ellende kunnen voorkomen. Zodoende kunnen we voor de bevolking ook hoge kosten tegengaan. Het wegwerken van financiële drempels is goed, maar ik denk dat sensibilisering en eenvoudige no-menclatuur eveneens heel belangrijk zijn om de drempels weg te wer-ken. Immers, hoe ingewikkelder de nomenclatuur is, hoe meer voor-waarden er verbonden zijn aan een terugbetaling, des te meer worden mensen afgeschrikt om naar de tandarts te gaan uit angst voor een confrontatie met hoge kosten.