
Kamerlid

Tandzorg voor personen met een handicap
Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, naar aanleiding van een rapport van het Intermutualistisch Agentschap (IMA) over het gebruik van tandzorg door de algemene bevolking, stelde ik een schriftelijke vraag met betrekking tot personen met een handicap en hun toegang tot tandzorg. Ik doelde daarbij op de personen die door de DG HAN zijn erkend. In uw antwoord gaf u aan dat het RIZIV niet over specifieke gegevens met betrekking tot mensen die als gehandicapt erkend zijn beschikt. Nochtans gaat het volgens mij om cruciale informatie over de toegang van kwetsbare personen, in dit geval personen met een handicap, tot de gezondheidszorg. Het is dan ook van groot belang dat de overheid over dergelijke gegevens beschikt om de non-take-up van nodige zorg in kaart te brengen en gericht aan te pakken. U zet als minister van Armoedebestrijding sterk in op het terugdringen van non-take-up. Het spreekt voor zich dat dat ook geldt voor personen met een handicap. Ik heb dus nog een aantal bijkomende vragen, mijnheer de minister. Beschikken de verzekeringsinstellingen wel over deze gegevens? Zij kennen de verhoogde tegemoetkomingen toe op basis van het feit of iemand een IVT of een IT krijgt. Zo ja, waarom worden die gegevens dan niet aan het RIZIV doorgegeven? Is het volgens u mogelijk om deze gegevens te kruisen? Zo ja, welke databanken moeten dan met elkaar in contact worden gebracht? Bent u van plan om daarvan werk te maken?
Minister Frank Vandenbroucke: Dat is een interessante vraag, die me ook een beetje aan het denken zet. Ik zal zeggen wat ik daarover op dit moment kan zeggen. De ziekenfondsen beheren de toekenning van het statuut voor de tegemoetkoming waarvoor personen die een IVT of IT ontvangen, erkend door de DG HAN, automatisch in aanmerking kunnen komen. Die gegevens zijn op individueel niveau per verzekeringsinstelling beschikbaar. Hoewel ze op dat niveau beschikbaar zijn, worden ze echter niet automatisch gecentraliseerd of doorgestuurd naar het IMA of het RIZIV. Het RIZIV beschikt dus niet over de gegevens. Personen met een handicap vormen bovendien geen homogene groep. Hun zorgnoden, ook op het vlak van mondzorg, verschillen sterk. Daarom volstaat een administratief criterium, zoals een erkenning door de DG HAN, niet om de zorgbehoeften correct in kaart te brengen. In de nomenclatuur bestaat daarom een aparte regeling voor personen met bijzondere noden. Tandartsen kunnen voor deze patiënten een supplement aanrekenen, gezien de extra tijd en inspanning die vaak nodig is. Niet alle personen met een handicap worden echter als persoon met een bijzondere nood behandeld en niet alle personen met bijzondere noden zijn administratief als gehandicapt erkend. Het supplement is ook facultatief voor tandartsen. De enige prestatie in de nomenclatuur met een expliciete verwijzing naar een handicap is de profylactische reiniging, maar ook dat dekt slechts een beperkt segment. Kortom, wij zijn van mening dat de erkenning via de DG HAN geen geschikte of voldoende indicator is voor diepgaande analyses over de toegang tot tandzorg. Beleidsmatig werken we daarom eerder met zorginhoudelijke criteria, zoals het (…)- supplementen en maximumtarieven, om de toegankelijkheid voor kwetsbare groepen effectief te verbeteren.
Frieda Gijbels (N-VA): Het klopt dat niet elke persoon met een handicap erkend is door de DG HAN. Bovendien verschilt de mate waarin personen met een handicap moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot tandzorg. Toch is het mijn ervaring dat er op dat vlak nog veel werk aan de winkel is en dat het aanbod tandzorg voor veel personen met een handicap ontoereikend is. Ik denk dat het in kaart brengen van de personen die erkend zijn door de DG HAN en het kruisen daarvan met het gebruik van tandzorg alvast een eerste indicatie kan vormen. Daarmee doel ik niet alleen op de specifieke nomenclatuur voor personen met een handicap, maar ook op het algemene gebruik van tandzorg. Op basis daarvan kan worden bekeken of er bijkomende beleidsmaatregelen nodig zijn.
