
Kamerlid

De artsenstaking van 7 juli
Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, heel wat zorgverstrekkers hebben gisteren hun ongenoegen, of hun ongerustheid geuit door te staken of door op een andere manier te doen blijken dat ze het niet eens zijn met de kaderwet. Deze beroepsgroep is het niet gewend het werk neer te leggen of om actie te voeren. Ik meen dat dit dus wel beschouwd moet worden als een belangrijk signaal. U weet dat wij van N-VA absoluut bereid zijn mee te werken aan noodzakelijke hervormingen, maar we willen daarbij wel oproepen binnen de afspraken van het regeerakkoord te blijven. Daar is nu wel wat misverstand over. Artsen, tandartsen, en andere zorgverstrekkers zijn meestal ‘vrijberoepers’. Dat is volgens ons een heel belangrijk principe in de zorg. Het bepaalt dat een zorgverstrekker vrij is op zoek te gaan naar de beste therapie, de beste onderzoeksmethode en daarover afspraken te maken met de patiënten. Natuurlijk moet dat allemaal binnen de regels van de deontologie gebeuren, maar volgens ons is het vrij beroep nog altijd de beste garantie voor een kwaliteitsvolle, innovatieve en toegankelijke gezondheidszorg. Wij hebben trouwens nog altijd beperkte wachttijden, vergeleken met die in het buitenland. Nu vraag ik me af, mijnheer de minister, of dat principe van het vrij beroep belangrijk is voor u? Dan hebben we wel een probleem met het beperken van de supplementen voor ambulante verstrekkingen door niet-geconventioneerde zorgverstrekkers. Dat staat niet in het regeerakkoord. Het beperken van de supplementen moet in de context van de ziekenhuishervorming en de ziekenhuisfinanciering gelezen worden. Dat kan volgens ons zeker niet voor er zicht is op de hervorming van de nomenclatuur. Mijnheer de minister, in het regeerakkoord staat inderdaad dat excessen in de tussentijd moeten worden aangepakt. Wij zijn het daarmee eens, excessen moeten worden aangepakt. Wat beschouwt u echter precies als excessen? Ik kan dat concreet maken. Is een exces bijvoorbeeld ook een supplement van 30 % voor een ambulante verstrekking waarvoor er geen toereikend honorarium bestaat? Zult u de verschillende dossiers met betrekking tot de hervorming van de ziekenhuisfinanciering, de nomenclatuurhervorming en de supplementenplafonds samen op tafel leggen, zoals ook de bedoeling was volgens het regeerakkoord?
Frank Vandenbroucke, ministre: Chers collègues, je pourrais peut-être répéter ce qu'a dit M. Gatelier dans sa question, cela forme une introduction à laquelle je peux souscrire. Il y a beaucoup de soucis, beaucoup d'inquiétudes, de problèmes financiers. Lors d'une telle action, différentes dimensions de la pression actuelle sur le système des soins de santé sont mises en évidence. Ik meen dat we inderdaad de bezorgdheden die er zijn, de druk die weegt op huisartsen en spoedartsen en de financiële complexiteit van het bestaande systeem zeer goed moeten proberen te begrijpen. Het antwoord daarop is dat we moeten hervormen. We moeten daarover overleg plegen. Dat doen we ook. Ik durf te herhalen dat er al zeer veel overleg geweest is over deze tekst. Deze tekst is eigenlijk het begin van een voorontwerp van hervormingswet inzake gezondheidszorg. Mevrouw Sneppe, daar is helemaal nog geen eerste lezing van geweest. Ik weet niet waar u dat haalt. Het is een tekst die informeel voorgelegd is aan alle betrokken actoren. Ik heb die tekst ondertussen ook geïntroduceerd in de interkabinettenwerkgroep van de regering, maar er is nog lang geen eerste lezing. Een belangrijke datum was 26 juni, omdat we toen op basis van de geschreven bijdrage die ik van alle actoren had gevraagd een concreet overzicht hebben gemaakt van de thema's die in de tekst veranderd zouden worden. Ik heb dat dan op 3 juli ondersteund met een concrete aangepaste tekstversie, die ik bezorgd heb aan de syndicaten van de artsen en de tandartsen en aan de ziekenfondsen. Ik heb dat ook besproken met de ziekenhuiskoepels, de vertegenwoordigers van de klinisch therapeuten, de logopedisten, de thuisverpleegkundigen, de apothekers en de vroedvrouwen. Mevrouw De Knop, ik kan u effectief een overzicht bezorgen. Het gaat over tien punten die ik op 26 juni heb besproken met de vakbonden van artsen en tandartsen en de ziekenfondsen en die ik op 3 juli opnieuw heb voorgelegd, ditmaal aan de hand van concrete tekstvoorstellen. Ten eerste maken we duidelijk dat het systeem van de partiële conventionering behouden blijft voor artsen en tandartsen. De doelstelling is dat het een transparant systeem moet zijn. De vraag is hoe we die doelstelling zo goed mogelijk bereiken, maar we behouden de idee van de partiële conventionering. Ten tweede wordt de financiering van de beroepsorganisaties voor maximaal 20 % van de tegemoetkoming die ze ontvangen afhankelijk gemaakt van de conventiegraad. Het voorstel is dat de akkoordencommissies zelf beslissen over de concrete uitvoeringsregels, op basis van een voorstel van het Verzekeringscomité. Dat moet zorgen voor een uniforme benadering over alle sectoren heen. Dat is alvast wat ik bepleit, want deze regeling bestaat al in allerlei andere sectoren, bijvoorbeeld bij logopedisten, kinesitherapeuten en vroedvrouwen. We maken hen daarmee niet afhankelijk van ons beleid, laat staan dat we hen zouden willen verhinderen om kritisch te zijn. Het betreft sectoren die soms zeer kritisch zijn en acties organiseren. In die sectoren geldt de regel dat de mate waarin hun leden zich aansluiten bij een conventie een factor is die meeweegt in hun financiering. We willen dat principe doortrekken naar de organisaties van artsen en tandartsen. Ten derde maken we een onderscheid – en dat is een verschil met het eerdere voorstel – tussen kwaliteitspremies, die voor alle zorgverleners bestemd zijn en dat ook moeten zijn, en premies ter ondersteuning van de praktijk, die we zouden willen voorbehouden aan de geconventioneerde zorgverleners. Dat was een belangrijke vraag van verschillende organisaties en daaraan zullen we tegemoetkomen. Ten vierde, wij zorgen voor een betere omschrijving van de doelstelling en van de procedure bij het tijdelijk schorsen van RIZIVnummers van zorgverleners. Wanneer ernstige fraude moet worden beteugeld of wanneer het visum verloren of ingetrokken is, achten wij het tijdelijk schorsen van RIZIV-nummers heel belangrijk om het factureren stop te kunnen zetten. Praktisch betekent dat dat fraudeurs of zorgverleners die hun visum verloren hebben geen facturen meer kunnen indienen. Dat is de doelstelling. Die doelstelling zullen wij preciseren. Ook de procedure zullen wij heel goed preciseren. Het gaat om een procedure voor een rechtscollege binnen de administratie, met een beroepsmogelijkheid enzovoort. Ten vijfde, naast de wettelijk voorziene bepaling behouden de akkoordencommissies de bevoegdheid om onderling eventuele bijkomende opzeggingsmodaliteiten overeen te komen. Ten zesde, de betrokken akkoordencommissie wordt betrokken bij het tot stand komen van een zogenaamd document in het Verzekeringscomité. Dat betekent eigenlijk een voorstel om tot een akkoord of overeenkomst te komen als dat niet uit de commissie zelf is gekomen. In dat geval wordt de akkoordencommissie in kwestie wel nog betrokken bij de totstandkoming van zo'n document in het Verzekeringscomité. Ten zevende, de bepalingen over het conventiesysteem, met inbegrip van de hele problematiek rond de supplementen, treden pas in werking voor akkoorden die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2028. Dit was ook het opzet, maar ik begreep dat daarover twijfel bestond vanwege de vermelding van mogelijke wijzigingen in de timing via koninklijke besluiten. Dat is nu heel duidelijk. Ten achtste, in dezelfde geest worden eventuele mogelijkheden die aan de regering zouden worden gegeven om sneller in te grijpen in verband met supplementen dan vanaf 2028, gewoonweg uit de tekst geschrapt. Wat er voorzien was aan bevoegdheden van de regering is heel grondig herschreven. Wat wel belangrijk is, is dat de regering bij een in minsterraad overlegd besluit voor geneeskundige verstrekkingen of voor een groep van geneeskundige verstrekkingen een hoger maximumsupplement zou kunnen bepalen dan het percentage dat in de wet is vastgelegd, maar geen lager. De bedoeling is om een soort opwaartse flexibiliteit te creëren, zodat op een gedifferentieerde manier plafonds kunnen worden vastgelegd naargelang de noden in de sectoren en binnen de verschillende disciplines. Ten negende, de uitzonderingsmodaliteiten voor de verplichte toepassing van de digitalisering van de communicatie tussen zorgverleners en ziekenfondsen worden in de wet opgenomen. Er is ook een kleine aanpassing wat betreft de kalender voor de kinesitherapeuten, iets wat zij gevraagd hadden. Ten tiende, de mogelijkheid tot stilzwijgende verlenging van akkoorden wordt voorzien. Die tien punten werden allemaal toegelicht en besproken op 26 juni. Ik heb, op vraag van de artsenvakbonden en de tandartsen, deze ook omgezet in een zeer gedetailleerde tekst. Zij hebben die ontvangen net voor 3 juli. We hebben die besproken op 3 juli en zullen die nog verder bespreken. Voor alle duidelijkheid, dit is een tussenstand. Deze tien aanpassingen vormen geen exhaustieve lijst. We kunnen over alle andere punten ook nog overleggen. Ik zie de organisaties van artsen en tandartsen en de ziekenfondsen terug op vrijdag 11 juli, voor de achtste keer. Er wordt dus wel degelijk overlegd. Dat overleg vertrekt uiteraard vanuit het regeerakkoord. Het regeerakkoord heeft een kader vastgelegd voor het domein waarin deze hervorming speelt. Het regeerakkoord spreekt, wanneer het gaat over supplementen, over alle sectoren en de zorgverleners, in één hoofdstuk. Dat verwijst inderdaad naar de problematiek van de nomenclatuurhervorming en de ziekenhuisfinanciering. In een ander hoofdstuk gaat het over het conventiemodel in de brede zin, voor iedereen die te maken heeft met een conventie. Dat betreft alle zorgverleners in alle sectoren. Als het conventiemodel wordt herdacht - ik ga ervan uit dat iedereen het erover eens is dat dit nodig is - om het te versterken, dan moet men ook nadenken over de mogelijkheden voor nietgeconventioneerden om ereloonsupplementen aan te rekenen. Het regeerakkoord legt een zeer duidelijk kader vast inzake de timing, de scope, de doelstelling van de herziening van het conventiemodel en de aanpak van de handhaving. Daarbij is mij gevraagd om tegen begin 2026 een operationeel actieplan klaar te hebben. Ook de hervorming van de nomenclatuur en van de ziekenhuisfinanciering moet in de loop van 2026 afgerond zijn. Ik denk dat we ons aan die timing moeten houden, maar ik ben iets voorzichtiger, omdat ik weet dat dit moeilijke hervormingen zijn, waarbij alles met alles samenhangt. Daarom pak ik de excessen, zoals ze in het regeerakkoord worden genoemd, en het organiseren van een harmonisering niet meteen aan, hoewel het regeerakkoord dat eigenlijk voorstelt. Ik stel voor om de uitvoering tot het jaar 2028 uit te stellen. Ik denk ook dat ik dat heb verduidelijkt in de teksten die nu voorliggen. Daarover kon twijfel bestaan, omdat in de initiële teksten sprake was van koninklijke besluiten die sneller zouden kunnen worden genomen. Dat dit aanleiding gaf tot onzekerheid die niet nodig en niet nuttig is, geef ik graag toe. Het is nu duidelijk. Het is 1 januari 2028 Ik lees en hoor dat men beweert dat we het overlegmodel zouden uithollen. Ik denk dat dat echt niet klopt. Het voorontwerp brengt eenvormigheid in de regels die gelden bij het tot stand komen van akkoorden en overeenkomsten. Vandaag verschillen die regels sterk tussen enerzijds de artsen en tandartsen en anderzijds de kinesitherapeuten, de logopedisten, de vroedvrouwen enzovoort. Dat maakt de huidige wetgeving hopeloos ingewikkeld. Daar komt nu verandering in. Er komt ook meer duidelijkheid over hoe die kalender wordt georganiseerd. In de fundamentele verhouding tussen de overheid en het overleg verandert er ten gronde niets. De overeenkomstenen akkoordencommissies, waarin de beroepsorganisaties van zorgverleners en de ziekenfondsen zetelen, zijn aan zet voor het tot stand brengen van akkoorden. Voor de artsen zijn dat de artsensyndicaten en de ziekenfondsen die paritair de inhoud van een akkoord in de Medicomut kunnen en moeten onderhandelen. De minister zit daar niet aan tafel. Alleen wanneer zij er niet in slagen, wat we uiteraard niet graag zien, treden er mechanismen in werking die als een vangnet voor de tariefzekerheid dienen. In eerste instantie is dat het Verzekeringscomité. Als dat niet slaagt, kunnen de minister van Sociale Zaken en de regering een voorstel voor tariefafspraken op tafel leggen. Ook dat is absoluut niet nieuw. Dat wordt gepreciseerd en er wordt een kalender vooropgesteld die een beetje preciezer is dan in het verleden. Dit wordt geüniformiseerd over de sectoren heen, maar het is volstrekt niet nieuw. Er heerst het idee dat de regering ingrijpt, maar dat bestond al en wordt nu gewoon in een meer uniforme en preciezere kalender gegoten. Het principe dat de regering uiteindelijk een soort vetorecht heeft aan het einde van het traject, bij de opmaak van de begroting voor de ziekteverzekering, bestaat al sinds 1994. Daar verandert niets aan. Ik begrijp dat daar veel bezorgdheid over bestaat, maar er verandert niets aan. Ik begrijp dus ook dat men telkens opnieuw vragen stelt over de onafhankelijkheid van de artsenvakbonden en de vrije keuze van artsen om al dan niet tot de conventie toe te treden. We willen die volledig vrijwaren. Het overleg heeft een belangrijke doelstelling, namelijk tariefakkoorden bereiken die billijk zijn en waar voldoende zorgverleners zich bij aansluiten. We moeten dat meer aanmoedigen, zoals ook in het regeerakkoord staat. Het is niet onlogisch dat de organisaties daarvoor ook financieel in beperkte mate mee geresponsabiliseerd worden. Laat ons dat ruimer bekijken dan alleen de logopedie, de kinesitherapie, de vroedvrouwen enzovoort. We mogen niet vergeten dat artsen een bijzonder grote verantwoordelijkheid dragen voor de gezondheid van de mensen, maar ook op budgettair vlak. Zij beheren immers 12 miljard euro. Zij moeten akkoorden helpen tot stand brengen met een brede en zeer diverse achterban. Het is belangrijk dat we van hen verwachten dat ze die achterban ook overtuigen om toe te treden tot akkoorden. In een aantal sectoren is er al in een parameter, namelijk het aantal geconventioneerden, in de financiering van de beroepsorganisaties voorzien. Ik verwees al naar de vroedvrouwen, de kinesitherapeuten en de logopedisten, maar ook de apothekers en de orthopedische technologen moeten worden vermeld. We willen dat nu uitbreiden naar artsen en tandartsen. Het gaat om één parameter, naast andere. De totale financiering blijft uiteraard gebaseerd op een vaste basisbijdrage per organisatie. Daar komt nu een extra parameter bij. We houden rekening met het aantal leden, het aantal stemmen bij de verkiezingen en een parameter die verband houdt met de conventionering. Om echter duidelijk te maken dat het slechts een beperkt deel van de subsidies betreft van de organisaties – dat dus slechts een beperkte modulering tot gevolg heeft – heb ik op 26 juni gezegd om dat te beperken tot 20 % van de tegemoetkoming. Daarmee geven we het conventiemodel een nieuwe toekomst, in plaats van het te verzwakken of af te schaffen. Artsen kunnen vandaag inderdaad kiezen of ze al dan niet toetreden tot een akkoord. Het is evenzeer een vrij beroep. De individuele vrijheid wordt niet in vraag gesteld. De keuze om zich al dan niet te conventioneren wordt dus niet opgelegd. We willen dat wel sterker ondersteunen. Het voorontwerp voorziet dat bepaalde premies, zoals de telematica-premie of de geïntegreerde praktijkpremie, enkel kunnen worden toegekend aan geconventioneerde zorgverleners. Die vorm van ondersteuning vinden we belangrijk. We mogen immers niet vergeten dat zorgverleners hun beroep uitoefenen op basis van een zeer ruime, om niet te zeggen massieve, terugbetaling via de sociale zekerheid. De doelstelling van die terugbetalingen – en van de investering die de sociale zekerheid in hen doet – is uiteraard het waarborgen van voorspelbare en betaalbare tarieven. We kunnen daarover van mening verschillen, collega’s. Ik denk echter dat zorgverleners die die sociale doelstelling ter harte nemen en zich om die reden strikt houden aan een akkoord, ook extra steun mogen ontvangen. Wat betreft de ereloonsupplementen – dat kwam ook ter sprake in de vragen – herhaal ik dat een beperking daarvan uiteraard geen op zichzelf staande maatregel is. Die moet worden bekeken in samenhang met een hele reeks andere maatregelen. Men kan dat niet los zien van de besprekingen over het bredere akkoordensysteem, de herziening van de nomenclatuur en de hervorming van de ziekenhuisfinanciering. Het is van groot belang – en ik heb dat engagement ook uitdrukkelijk aangegaan – dat de herziening van de officiële tarieven ertoe leidt dat artsen correct worden vergoed. Vandaag zijn er grote verschillen tussen disciplines, die moeilijk te verantwoorden zijn. Daarnaast moet deze hervorming er ook voor zorgen dat ziekenhuizen correct en voldoende worden gefinancierd. Ik heb daarover een heel duidelijk engagement. De basisfinanciering via het budget voor financiële middelen moet dan voldoende zijn om de ziekenhuisactiviteit volledig te financieren, zonder dat men van bij de start opnieuw een beroep moet doen op afdrachten, erelonen of ereloonsupplementen. Het startpunt van die nieuwe financiering moet er dus voor zorgen dat men kan vertrekken zonder dat meteen weer afdrachten moeten worden geheven op ereloonsupplementen of op erelonen. Dat is een zeer belangrijk engagement, dat ik ook duidelijk heb gegeven en op papier heb gezet. Het regeerakkoord stelt dat we eigenlijk niet hoeven te wachten daarop en dat we op korte termijn al excessen moeten bestrijden, op korte termijn of intussen. Ik wil dus wel even wachten. Men vraagt mij wat excessen zijn. Sta mij toe daarover niet te improviseren. We zijn dat nu net aan het bespreken en we moeten het verder bespreken. Ik ga de voorbeelden niet herhalen, ik heb die al tot in den treure gegeven. Er zijn verschillen tussen ziekenhuizen die men niet kan verklaren. Ik heb daarvoor tot nu toe nog nooit een verklaring gekregen. Het gaat om verschillen die toch nopen tot het nodige ingrijpen. Dat kan men doen door met percentages een limiet te voorzien op de ereloonsupplementen die men kan vragen. Iemand vroeg mij of ik de ereloonsupplementen helemaal wil afschaffen. Neen, absoluut niet. Het principe dat men ereloonsupplementen kan vragen en het principe dat men al dan niet kan toetreden tot een conventie blijven behouden. Daaraan verandert niets. Wel is er meer tariefzekerheid nodig, een zekere harmonisering, grotere helderheid en meer voorspelbaarheid voor de patiënten. Het is vooral van belang dat het overleg, de onderhandelingen en de beslissingen over de nieuwe officiële tarievenstructuur, dus de nieuwe nomenclatuur en de officiële tarieven die daarbij horen, echt worden opgestart. We willen dat doen vanaf begin 2026, met de bedoeling om dit af te ronden in 2026. Men moet dan natuurlijk wel van elkaar weten wat die tarieven betekenen. Zijn die inderdaad de spil van het systeem of niet? Mevrouw De Knop, u hoort het, dat verandert eigenlijk omzeggens niets ten gronde aan onze filosofie van de individuele autonomie, de keuzevrijheid van de arts, zeker wanneer het gaat over voorschrijven en professionele autonomie. Dat is niet iets wat we met dit ontwerp veranderen. Mevrouw Merckx, u stelde een vraag over medicijnen, maar ik stel voor dat ik daarop straks terugkom. Er is straks een actuadebat daarover.
Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, ‘in alle sectoren worden supplementen beperkt’. Dat zinnetje staat in een paragraaf over de ziekenhuizen. Ervoor en erna gaat het duidelijk over ziekenhuizen. Ik vind het intellectueel oneerlijk om dat naar de ambulante zorg door te trekken. Ik denk niet dat het de bedoeling is van het regeerakkoord om dat op die manier te lezen. Het feit blijft dat supplementen vandaag noodzakelijk zijn om een ontoereikende financiering te compenseren. Het zijn privéverzekeringen. Het is de patiënt die moet bijpassen. U wilt dat nu beperken, zonder al te zeggen wat de toekomst zal brengen. U wilt dat niet nu maar in de toekomst beperken, maar we weten nog niet hoe de toekomst eruit zal zien. Dat er hervormingen nodig zijn, is absoluut zo, maar u kunt toch niet vragen dat we blind gaan instemmen met iets waarvan we nog niet weten hoe het er zal uitzien? We moeten nu blind grenzen gaan vastleggen voor een nieuwe realiteit die we nog niet kennen. Dat is echt veel gevraagd, ook voor zorgverstrekkers, die daarover bezorgd zijn. U zegt dat u die grenzen nu al moet bepalen, omdat u niet wilt dat er achteraf te veel vrijheidsgraden zijn, maar ik denk dat de realiteit dat tegenspreekt. Mijnheer de minister, in disciplines waar toereikende tarieven gelden, is de conventiegraad ook heel hoog. Daar houdt men zich aan de officiële tarieven. Ik denk echt niet dat u zich daar zorgen over hoeft te maken. Ik ben ervan overtuigd dat dit deel van de hervorming gerust samen kan gaan met de herziening van de tarieven en de hervorming van de ziekenhuisfinanciering.
Bekijk het fragment: https://media.dekamer.be/meeting/56-018547-U0873/fragment/f4fc5s7tq9gyfMw2MWsBbgShiTkI4GO2ztGdj5CiTLujhPy5ow487fB0MWmDJkssc60iMRu3hYN8PpTxsPdrRP_711L1a6s218jEaEyHbbCbdy4rii2Ki_qJ1-lpXzsg
