Kamerlid
Kruimelpad
Actualiteitsdebat coronavirus - mondelinge vragen aan minister Vandenbroucke
Volgende vragen werden gesteld door Frieda Gijbels (N-VA)
- De forse winstmarges van labo's (55009689C
- De richtlijnen met betrekking tot thuisquarantaine (55009690C)
- Mondzorg bij ouderen in collectiviteiten (55009694C)
- De besmettingen bij zorgverstrekkers (55009696C)
- De noodkreet van de huisartsen (55009697C)
- Sterftecijfers en doodsoorzaken (55009698C)
- Het advies van de WGO i.v.m. het uitstel van tandzorg (55009699C)
- De lessen die uit de eerste golf moeten worden getrokken m.b.t. de woonzorgcentra (55009701C)
- De aard van de besmettingen tijdens de tweede golf van de coronapandemie (55009704C)
- De coronatesten bij de voetballers uit de Pro League (55009706C)
- De studies naar de DiaSorintest in opdracht van het FAGG (55009707C)
- De cijfers over het coronavirus (55009857C)
- De stand van zaken m.b.t. de COVID-barometer (55009927C)
- Onjuiste informatie op de website van het Crisiscentrum (55009929C)
- Het spreidingsplan voor COVID-19-patiënten in de ziekenhuizen (55010004C)
- Het spreidingsplan voor de ziekenhuizen (55010188C)
- De ziekenhuiscapaciteit wat betreft het aantal bedden en het beschikbare personeel (55010189C)
- De uitgestelde zorg (55010191C)
- De foute meldingen via de Coronalert-app (55010192C)
- De artsen in opleiding en de coronacrisis (55010196C)
- De testcapaciteit (55010200C)
- De performantie van het eHealth-platform in het kader van de coronacrisis (55010244C)
- Het gebruik van Belgische testcapaciteit voor Nederland (55010255C)
- Ziekenhuistransfers (55010283C)
- Het gebrek aan transparantie van het FAGG en Sciensano (55010492C)
Minister Frank Vandenbroucke:
Mijnheer de voorzitter, ik dank ook de diensten van de Kamer om de vergadering vandaag mogelijk te maken. Ik heb 169 vragen gekregen. Die kunnen we alleen maar op een goede manier behandelen, als ik een algemene inleiding geef, waarvoor ik een dertigtal minuten spreektijd heb gekregen.
In die algemene inleiding vertrek ik van de ingediende vragen. Ik denk dus dat ik op de meeste vragen wel zal antwoorden, al zal men dat antwoord soms wat algemeen van aard vinden, wat minder gedetailleerd dan wat men gewenst heeft. Vaak komt dat ook omdat er geen gedetailleerde gegevens, zoals men hoopte te krijgen, voorhanden zijn. Wie naar meer details vraagt, zal ik wel enkele keren moeten antwoorden dat er niet meer in detail beschikbaar is.
Vanzelfsprekend echter zal ik niet alles uitgeput hebben. Daarom ben ik het ermee eens dat ik een inleiding geef en dat de politieke fracties daarna het woord nemen. Wat daarbij gezegd wordt, zal ik noteren. Vervolgens moet u mij misschien vijf minuutjes de tijd geven om door documentatie te gaan. Ik heb hier namelijk ruim 160 vragen en antwoorden naast mij liggen, maar dat is voor mijzelf ook niet zo overzichtelijk. Als u mij na de bijkomende vragen van de politieke fracties even de tijd geeft om een en ander door te nemen, dan kan ik op die vragen proberen te antwoorden.
....
Ik zal beginnen met iets wat helaas een evidentie is. Ik zal daarbij geen cijfers noemen. De evidentie is dat wij in een zeer ernstige, kritieke, situatie zijn terechtgekomen wat het aantal besmettingen betreft. Dat aantal is buitengewoon hoog. Het groeiritme is een beetje aan het afvlakken, maar er blijft een buitengewoon hoog aantal besmettingen per dag. Het aantal hospitalisaties is ook historisch hoog. Het aantal mensen dat na hospitalisatie terechtkomt op intensive care, is ook zeer hoog, en, helaas, ook het aantal overlijdens. Men kon dat natuurlijk zien aankomen. Dat is ook de reden waarom het Overlegcomité vorige week een aantal beslissingen genomen heeft waarvan wij hopen dat zij een sterke impact hebben op het aantal sociale contacten van onze bevolking.
Wij moeten het aantal sociale contacten zo klein mogelijk maken in de komende periode. Om die eenvoudige boodschap zo effectief mogelijk over te brengen aan de bevolking, was een geharmoniseerde aanpak belangrijk, een gelijke aanpak over de drie Gewesten, voor alle Vlamingen, Walen en Brusselaars. Daar zijn wij na discussie, die nooit gemakkelijk is, vorige vrijdag uiteindelijk toe gekomen. Ik hoop dat de maatregelen geleidelijk aan een bijkomend effect hebben, boven op het effect van de maatregelen die wij veertien dagen geleden genomen hebben, en dat ze ervoor kunnen zorgen dat de situatie beheersbaar blijft.
Ik zal in de inleiding eerst een en ander over de situatie zeggen, onder andere wat de capaciteit is in de ziekenhuizen en wat de capaciteit is inzake testing, waarna ik terugkom op een aantal knelpunten. Het loopt een beetje door elkaar. Ik hoop dat u daar begrip voor hebt.
Ik ga eerst iets zeggen over de ziekenhuiscapaciteit. Eenvoudig gesteld, in België zijn er normaal gesproken 2.000 bedden voor intensieve zorg. We hebben gevraagd om de bedden voor intensieve zorg uit te breiden, dus een aantal bestaande, gewone bedden ook in te zetten voor intensieve zorg. Het was de bedoeling dat de ziekenhuizen vandaag dat aantal verhoogd hadden van 2.000 naar 2.300. Dat is ook wel geslaagd. Het zijn er zelfs enkele tientallen bedden meer geworden dan vooropgesteld. Dat is dus goed nieuws. Vervolgens wordt verondersteld dat de ziekenhuizen het aantal bedden voor intensieve zorg tegen 7 november opdrijven tot 2.800. Dat is een zeer moeilijke oefening voor de ziekenhuizen. Dat is altijd een moeilijke oefening, maar het is nu in het bijzonder een zeer moeilijke oefening, omdat er een personeelstekort is. De redenen hiervoor kent u. Er is hoe dan ook niet te veel gekwalificeerd personeel, maar de zorgverstrekkers zijn ook moe door de vorige crisis en is er veel uitval. Over dat personeelsprobleem heb ik het dadelijk opnieuw.
Er wordt van 2.000 bedden voor intensieve zorg via 2.300 bedden, waar we vandaag al over zitten, naar de doelstelling van 2.800 bedden gegaan. Als die doelstelling wordt gehaald, kunnen er op de intensieve zorg 2.000 patiënten met COVID-19 verzorgd worden in een Belgisch ziekenhuis en 800 patiënten die niet aangetast zijn door COVID-19. Dat zijn natuurlijk Belgische cijfers en de cijfers lopen niet gelijk over de ziekenhuizen. Er zijn koplopers, zoals Henegouwen, Luik en Brussel, en er zijn provincies die, helaas, de achtervolging inzetten, namelijk Namen, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Antwerpen. Waar de crisis het eerst het hevigst heeft toegeslagen, is de bezettingsgraad van de intensievezorgbedden door COVID-19- patiënten vaak al zeer hoog.
Vandaar zijn transporten belangrijk. Wij hopen natuurlijk, onder meer door transporten tussen ziekenhuizen, dat de fatale grens van 2.000 bedden bezet door patiënten besmet met COVID-19, niet overschreden wordt. Zelfs als de ziekenhuizen erin slagen de totale ICU-capaciteit tot 2.800 bedden te brengen, zullen er echt bedden te kort zijn voor de andere intensieve zorg, die ook nodig is, als er meer dan 2.000 bedden nodig zijn voor COVID-19-patiënten. We hopen eigenlijk dat we daar niet boven geraken. Het is een beetje uitkijken wat de cijfers de komende dagen zullen doen.
Maar zelfs als dat zo is, zelfs als het kwantitatief net beheersbaar is: de pijn die wij ons systeem van gezondheidszorg aandoen, de pijn die wij de ziekenhuizen en de eerste lijn aandoen, de pijn die wij het personeel aandoen, is verschrikkelijk. Dat is op zich reeds een reden om echt wel de doortastende maatregelen die nu getroffen zijn, voldoende lang aan te houden, zodat wij snel genoeg naar een stabilisatie gaan en vervolgens naar dalende cijfers.
Er werden vragen gesteld over de transporten. Er gebeuren behoorlijk wat transporten in België. Er werden er sinds begin oktober reeds meer dan 550 uitgevoerd. Dat gebeurt in de eerste plaats binnen de bestaande ziekenhuisnetwerken, en dan gaat het over ziekenhuizen die een samenwerkingsverband hebben. Er zijn echter ook reeds heel wat transporten gebeurd over de provinciegrenzen en taalgrenzen heen.
U weet dat er ook reeds enkele transporten naar Duitsland zijn gebeurd. Het vervelende nieuws is dat Duitsland zelf nu ook een stijging van het aantal COVID-19-besmettingen kent. Het is nu natuurlijk voorzichtig geworden met toezegging van bedden, alhoewel het veel bedden heeft. In heel Europa krijgen wij nu natuurlijk opflakkeringen van de coronacrisis. Een beroep doen op solidariteit buiten onze landsgrenzen is daardoor natuurlijk veel minder evident.
Er zijn verschillende vragen over de ziekenhuiscapaciteit. De vraag komt vaak terug of er bijkomende hospitalen, noodhospitalen en veldhospitalen, moeten worden ingericht. Dat is over het algemeen niet onze eerste oplossingspiste. Ik heb in Verviers een heel mooie realisatie bezocht, waar men op de site van het lokale ziekenhuis met een tent bijkomende capaciteit creëerde. Dat is heel mooi. Het is echt op de site van het ziekenhuis, dat is iets anders dan op enige afstand van het ziekenhuis een veldhospitaal inrichten. Dat laatste is echt niet eenvoudig en echt niet de eerste prioriteit. De eerste prioriteit zit bij optimalisatie binnen de ziekenhuizen en personeel.
Dat wil niet zeggen dat we niet kunnen zoeken naar opvangplaatsen buiten de ziekenhuizen voor patiënten die enige tijd in het ziekenhuis verbleven hebben en nog niet naar huis kunnen. Deze mensen moeten in een intermediaire structuur komen. Bij de vorige coronagolf sprak men soms over schakelzorgcentra, maar dat is niet wat we nu zien gebeuren. Nu zien we dat revalidatieziekenhuizen of hersteloorden worden aangezocht met de vraag of zij patiënten kunnen herbergen die uit het ziekenhuis komen, maar in een tussenfase nog goede verzorging nodig hebben en dus niet naar huis of naar het woon-zorgcentrum terug kunnen. De nieuwe structuren die ingenomen worden zijn geen hospitalen, het zijn eigenlijk transitiestructuren voor mensen die het hospitaal verlaten hebben.
Binnen de ziekenhuizen zijn wij momenteel bezig met een optimalisatie. Een vrij groot deel van de mensen die met COVID-19 op intensieve zorgen liggen is waarschijnlijk wel aangewezen op zuurstof – geen zuurstoffles met een laag debiet maar echt een stevige dosis –, maar niet op alle technologie die voorhanden is in intensive care. We hebben dan ook via ons Hospital & Transport Surge Capacity Committee (HTSC) met de ziekenhuizen afgesproken dat ze zullen proberen om afdelingen op te richten die wij in ons jargon covid high oxygen care units noemen. Het gaat dus om eenheden voor patiënten die wel een hoge dosis zuurstof nodig hebben maar voor de rest geen nood hebben aan de technologie die men heeft op de ICU.
We gaan ervan uit dat we zowat een kwart van de mensen die met COVID-19 van de intensive care komen daarin zouden kunnen opvangen. Het gaat om een vrij grote groep. Beeldt u zich in dat men in een slecht scenario op een bepaald moment 2.000 mensen met COVID-19 op intensive care heeft. Als men een kwart daarvan kan laten doorschuiven naar deze intermediaire verzorging, geen gewone bedden maar ook geen intensive care, waar men high oxygen care kan toedienen, dan kan men 500 mensen uit de intensive care weghalen en plaatsmaken voor anderen.
Daar zijn de ziekenhuizen mee bezig. Dat zal ongetwijfeld gemakkelijker gaan in sommige ziekenhuizen dan in andere. Er is een mogelijk knelpunt wat betreft de uitrusting, want men moet beschikken over Optiflowtoestellen voor het toedienen van zuurstof. Wij hebben een enquête gedaan onder de ziekenhuizen over de beschikbaarheid van die Optiflowtoestellen en op basis daarvan hebben wij beslist om er centraal zo'n 200 extra aan te kopen, zodat wij die ter beschikking kunnen stellen van de ziekenhuizen die er tekort zouden komen.
Ik heb wel hoop omtrent de bekwaamheid van de ziekenhuizen om dat uit te voeren en dus in de intermediaire verzorging in de ziekenhuizen te voorzien, waardoor de eigenlijke intensive care kan worden ontlast, maar, nogmaals, dat is geen gemakkelijke boodschap voor het personeel. Het is immers een omschakeling die heel wat zorgen met zich meebrengt, maar wij kunnen niet genoeg waarderen en appreciëren dat men ook die oefening zal doen.
Ik kom nog even terug op de transporten. Ik ben heel blij dat de Kamer vorige week met een amendement een wetswijziging tot stand heeft gebracht, waardoor men enerzijds de ziekenhuizen wat duidelijker kan instrueren om de patiënten te spreiden en te transporteren en waardoor het anderzijds ook duidelijk is dat de hoofdarts kan beslissen, ook als de familie niet overtuigd is. Dat wil niet zeggen dat men niet ernstig met de familie moet spreken, want dat is heel delicaat. Men moet natuurlijk ernstig spreken met de familie, maar in zulke noodsituaties kan men niet blijven spreken als een familie weigert. Als het medisch verantwoord is, moet men toch kunnen beslissen. Dat was op sommige plaatsen wel een knelpunt en dat heeft de Kamer opgelost. Dat vergemakkelijkt de zaken aanzienlijk. Een niet onbelangrijk detail is dat wij centraal in extra transportcapaciteit voorzien, meer bepaald in drie bijkomende MUG's met bijbehorende uitrusting en ploegen, dertig ziekenwagens en luchttransport.
Ik kom tot een ander onderwerp. Er zijn vragen gesteld over wat er gebeurt met de niet-urgente zorg. Er is daarvoor een richtlijn uitgevaardigd, een soort afschakelplan. Daarin is een volgorde van prioriteiten bepaald, wat men noemt de electieve en de planbare activiteiten in ziekenhuizen, de zaken die men kan plannen en die men kan kiezen. Als die gebruikmaken van intensieve zorg, dan zijn dat de eerste die men kan afschakelen en die men effectief afschakelt. Daarna volgen de klassieke hospitalisaties die geen gebruik maken van intensieve zorgen en vervolgens de chirurgische daghospitaalactiviteiten die geen gebruik maken van intensieve zorgen. Daarna volgen de nietchirurgische daghospitaalactiviteiten en vervolgens de raadplegingen, thuishospitalisatie en mobiele teams.
Dat is het plan, dat is de volgorde waarin de ziekenhuizen beslissingen moeten nemen. Ik vind dat zelf heel delicaat omdat men natuurlijk met grijze zones zit, wat is urgent en wat niet. Dat zijn echt moeilijke grijze zones, bijzonder moeilijke afwegingen en het is precies dat soort problemen dat we niet te erg mogen maken in onze ziekenhuizen. Het uitfaseren moet altijd gebeuren in consensus met de betrokken artsen en in overeenstemming met het advies van de Hoge Raad van Geneesheren-Specialisten en Artsen. Ik wil beklemtonen dat men in ziekenhuizen de routineconsultaties en -onderzoeken waarvoor geen hospitalisatie nodig is, kan en moet verderzetten. De mensen moeten weten dat ze wel degelijk naar het ziekenhuis kunnen gaan voor een consultatie of onderzoek zonder hospitalisatie. Het is wel belangrijk dat we die boodschap geven.
Wat het personeel betreft, u kunt in de pers lezen over allerlei initiatieven ten aanzien van studenten, professoren van opleidingen verpleegkunde, gepensioneerden en vrijwilligers. Dat is hartverwarmend. Het grote probleem is natuurlijk het gekwalificeerde personeel en een aantal remmen op wat men in de traditionele regelgeving kan doen inzake inzet van personeel. Daar wil ik opnieuw de Kamer danken. Het amendement dat u vorige week hebt goedgekeurd om meer mensen toe te laten om testen af te nemen, is immers heel belangrijk. Ik herhaal nog even.
Vóór het amendement ging het in de klassieke wetgeving enkel om artsen, verpleegkundigen, vroedvrouwen die hun diploma hadden gehaald vóór 1 oktober 2018 en die toegelaten zijn om verpleegkunde uit te oefenen, medische laboratoriumtechnologen, studenten in opleiding tijdens hun stage tot arts, verpleegkundigen of medische laboratoriumtechnologen. Dat waren de groepen die tests konden afnemen. U hebt die lijst met groepen vorige week uitgebreid met een reeks mensen, zoals vroedvrouwen die na 1 oktober 2018 hun diploma hebben behaald, tandartsen, apothekers, logopedisten, hulpverlenersambulanciers met minstens twee jaar ervaring en mondhygiënisten. Dat is heel goed. Ik hoop dat mensen die de testcentra beheren, snel beseffen welke mogelijkheden er zijn om meer gekwalificeerd personeel dat in de centra bezig is, opnieuw te laten opstromen naar de ziekenhuisverzorging.
Daarmee zijn wij niet aan het einde van onze knelpunten. Onze regelgeving is immers traditioneel heel streng inzake kwaliteit. In een dergelijke noodsituatie moet er echter meer flexibiliteit zijn. Er lopen besprekingen voor bijkomende regelgevende wijzigingen. Ik hoop ook met jullie medewerking dat wij heel erg snel bijkomende wijzigingen tot stand kunnen brengen in de regelgeving die wettelijk vastligt en die een flexibele inzet van het personeel in dergelijke noodsituaties heel moeilijk maakt. De eerste lijn staat ook onder grote druk. Daarop hoef ik jullie niet te wijzen. U weet dat ik heb beslist dat wij een one-shotmaatregel zullen treffen met betrekking tot de financiering van huisartsenpraktijken. De eenvoudigste one-shotmaatregel was tijdelijk en fors de financiering van het Globaal Medisch Dossier te verbeteren. Er komt 20 euro extra bij, die kan worden gebruikt voor administratieve ondersteuning.
U hoort mij niet vertellen dat die maatregel het einde van het verhaal is voor de eerste lijn. Wij kunnen zeker nog andere zaken bedenken in overleg met de Gewesten en Gemeenschappen, om de eerste lijn bijkomend financieel te ondersteunen. Daaraan wil ik mij nu echter nog niet wagen. Dat zijn punten die natuurlijk wel opkomen in de agenda van de interministeriële conferentie. Wij kunnen dus misschien nog wel meer doen, maar dan moeten ook de Gewesten en Gemeenschappen inspringen.
Belangrijk is natuurlijk de administratieve ontlasting, die gisteren is ingegaan, met betrekking tot de attestering voor het afhalen van een test. Schoolartsen en bedrijfsartsen kunnen dat nu zelf doen. Die administratieve ontlasting is er ook voor het quarantaineattest, dat mensen nu gewoon zullen kunnen downloaden, wanneer ze uit een buitenlandse rode zone komen of een hoogrisicocontact hebben gehad. Dat baart mij een beetje zorgen, want dit veronderstelt dat mensen gewoon zijn om in een internetomgeving te werken en de noodzakelijke applicatie hebben. Daar is nog werk aan, maar dit is principieel een belangrijke ontlasting van de huisartsen.
Onze testcapaciteit is in vergelijking met andere landen zeer groot. Andere landen benijden onze cijfers. We hebben een nieuw initiatief, het federale testplatform bis. De bedoeling is dat dit nieuwe platform in november een capaciteit tussen de 25.000 en de 40.000 testen per dag bereikt. In december en januari willen we dat opdrijven naar 50.000. Als men dat naast al wat bestaat legt, kunnen wij tegen het einde van het jaar naar 100.000 tot 110.000 testen per dag groeien.
Naast de creatie van dat federaal testplatform bis wordt ook onderhandeld met labo's voor klinische biologie die ook helpen om tot die bijkomende testcapaciteit te komen. U hebt de saga gevolgd. De toename van het aantal besmettingen en het aantal nauwe contacten met besmette personen was van die aard dat we toch helemaal overspoeld raakten. Het duurde veel langer eer mensen met symptomen de resultaten van hun test kregen. We zaten dus met een onaanvaardbaar aantal dagen tussen het moment van de afname van de test bij iemand met symptomen en het resultaat van de test.
Daarom willen wij nu herprioritiseren. Mensen met een hoogrisicocontact zonder symptomen gaan nu voor tien dagen in quarantaine, maar we gaan hen niet meer testen. Ik weet dat hierover veel discussie bestaat. In een ideale omgeving met veel minder viruscirculatie zou men die mensen testen, want dan moeten zij niet zolang in quarantaine. Dat kunnen we vandaag niet doen. Er werd ook een vraag ingediend in verband met reizigers. Ook daar geldt dus de quarantaine. Terugkerende reizigers worden geëvalueerd via een self assessment tool. Als blijkt dat ze een verhoogd risico hebben op COVID-19, wordt hun per sms gevraagd in quarantaine te gaan. Ze krijgen ook een quarantaine-attest.
Wie symptomen heeft, wordt getest en gaat in isolatie. De bottomline is de boodschap om niet naar het buitenland te gaan. We hebben daar geen verbod op ingesteld, want dat ligt wat moeilijk voor een klein land als het onze, met nogal wat professioneel verkeer ondanks alles. Geen verbod, maar het wordt sterk afgeraden. U kent natuurlijk ook het systeem van de Passenger Locator Form, waarbij mensen verplicht een formulier elektronisch of niet-elektronisch moeten invullen als ze meer dan 48 uur in het buitenland waren.
Ik merk in de vragen dezelfde bekommernis: waarom worden mensen die uit het buitenland komen of ernaar toegaan niet preventief getest? Opnieuw, dan belasten we onze testcapaciteit op een ogenblik waarop we heel veel mensen hebben met symptomen. Dat doen we dus liever niet. Wanneer iemand toch nog een test laat uitvoeren in het kader van een buitenlandse reis, dan zal hij dat wel zelf betalen.
Ik herhaal nog eens dat het testbeleid voor het personeel in de zorgsector anders is. Om te beginnen gaan we ervan uit dat personeel in de zorgsector zelf uiterst hygiënisch optreedt. Ze weten dat ze dat moeten doen. Als iemand in de zorgsector COVID-19- symptomen ontwikkelt, of iets dat daarop wijst, dan moeten ze zich isoleren en laten testen. Ook gezondheidspersoneel zonder symptomen dat een hoogrisicocontact heeft kan, omdat het gezondheidspersoneel is, nog steeds worden getest. Dag vijf na de laatste blootstelling, zegt men. Afhankelijk van het resultaat is het misschien een wat kortere quarantaineperiode, maar toch voldoende lang, want men mag die test niet onmiddellijk afnemen na het contact. Dat is dan och een verhaal van minstens zeven dagen. Indien het positief is, moet de persoon natuurlijk vanaf de staalafname zeker zeven dagen in quarantaine. Er zijn ook afspraken voor huisgenoten van mensen die in de zorg werken. Als een huisgenoot van een zorgmedewerker symptomatisch is, dan moet die een test ondergaan. Als die test positief is, dan betekent dit dat de partner die beroepsmatig zorgmedewerker is, hoogrisicocontact heeft gehad en dus getest moet worden.
Opnieuw zijn er vragen ingediend in verband met de sport. Het is een beetje vervelend om te zeggen. We hebben er allemaal ons idee over. Preventief testen van sportbeoefenaars valt niet onder de door de overheid ingestelde indicaties tot testen. Enkele sportbonden hebben het preventief testen echter opgenomen in hun protocollen. Eerlijk gezegd heb ik niet echt een zicht op de mate waarin de sportbonden dat soort praktijk van preventief testen van professionele sportbeoefenaars uitvoeren. Er zijn ook vragen ingediend over de testcentra. Er zijn nu 123 triageen afnamecentra, alwaar de activiteit druk is. Een tiental lijkt weinig actief te zijn. Wij hebben aan de deelstaten gevraagd om contact op te nemen met die weinig actieve centra om hen te reactiveren. Het RIZIV heeft een financieringskader gedefinieerd voor testdorpen of andere alternatieve vormen van afnamecentra. Het initiatief voor dergelijke centra gaat echter uit van de deelstaten. Mijnheer de voorzitter, enkele ultradringende documenten worden mij ter ondertekening voorgelegd, als u mij even de tijd wilt geven. Het gaat over bijkomende financiering voor de ziekenhuizen.
De voorzitter:
Ondertekent u dan maar zo snel mogelijk, mijnheer de minister.
Minister Frank Vandenbroucke:
Mijnheer de voorzitter, met uw instemming zet ik mijn inleiding verder. Er zijn ook vragen over alternatieve vormen van afnamecentra, zoals testdorpen. Daarvoor is een initiatief nodig van de deelstaten, maar ze kunnen wel genieten van een financiering in het kader van een specifieke overeenkomst met het RIZIV. Er is eigenlijk vooropgesteld dat we vijftien van zulke overeenkomsten kunnen financieren, met testdorpen en andere alternatieve organisaties, afhankelijk van de behoeften die zich voordoen.
Er was ook een vraag naar de rol van consortia van thuisverpleegkundigen. De staalafnames in de context van de COVID-19-pandemie worden momenteel gecoördineerd vanuit de verschillende triage- en afnamecentra. Via hen wordt de organisatie, de data-inzameling, de samenwerking met de labo's en de financiering gestroomlijnd. Om deze centra extra te ondersteunen kan het RIZIV overeenkomsten sluiten met consortia van thuisverpleegkundigen om verpleegkundigen voor de centra ter beschikking te stellen.
...
Er waren natuurlijk heel veel vragen over de teststrategie. Ik zal de antwoorden relatief kort samenvatten in plaats van een lange uitleg te geven, die u waarschijnlijk al enkele keren gehoord hebt. We hebben een taskforce opgericht op interfederaal niveau. De taskforce is ondergebracht bij het commissariaat, onder leiding van professor Herman Goossens. In die taskforce moest een strategie met betrekking tot testen uitgewerkt worden voor de hele komende periode. Er moest rekening mee worden gehouden dat we waarschijnlijk voor een lange periode in moeilijkheden zitten, dat er een hele tijd nog geen vaccin zal zijn en dat goed en effectief testen en gevolg geven aan testen absoluut cruciaal zijn.
Door de vooruitgang van de wetenschap ontstaan er heel wat veelbelovende mogelijkheden. Dat speelt ook mee. Er zijn de klassieke PCR-testen, de snelle antigeentesten en de LAMP-PCRtesten. Ook is er de mogelijkheid tot ademtesten en speekseltesten. Er worden heel wat dingen mogelijk. Er is in de pers al heel wat speculatie over de reden waarom er nog geen speekseltesten, antigeentesten en dergelijke op grote schaal worden gebruikt. We werken echter in een interfederaal verband. De Gemeenschappen hebben dus eigenlijk een grote verantwoordelijkheid en principieel de belangrijkste verantwoordelijkheid voor een teststrategie. We hebben federaal echter een enorme inspanning geleverd, omdat we federaal de platforms uitbouwen die een groot deel van de testcapaciteit leveren, met name de PCR-testcapaciteit. De vraag is dus of wij voor de drie Gewesten en Gemeenschappen samen een coherente strategie kunnen uitwerken, waarin duidelijk is welke testen voor wie worden gebruikt, wanneer die testen precies worden gebruikt, bijvoorbeeld na een hoogrisicocontact of bij symptomen, op welke wijze en door wie de testen worden afgenomen – wat zijn de protocollen in dat verband? Vervolgens is de vraag hoe men de verkregen resultaten verbindt met de gegevensverzameling, want als men allerlei testen afneemt en het resultaat niet registreert, dan varen wij in een-twee-drie blind en eindigen wij in chaos.
Er zijn in dat verband twee belangrijke en moeilijke kwesties. Ten eerste, voor de analyse van speekseltesten moet ook een beroep worden gedaan op de labo's die wij nodig hebben voor de PCRtesten. Als wij beslissen dat wij en masse speekseltesten gebruiken, dan zal dat wegen op de bestaande beperkte analysecapaciteit, die wij nodig hebben voor PCR-testen. Men kan dus niet zomaar zeggen dat wij met speekseltesten een bijkomende testmogelijkheid hebben, want die testen komen in dezelfde labo's als de PCR-testen voor analyse terecht.
Ten tweede en last but not least, men mag geen risico lopen. Men mag niet denken dat men een goede test heeft, als dat niet het geval is. Men mag denken dat een bepaald soort test een beetje minder precies is, maar dat hij nuttig is in een bepaalde context, maar als men niet weet hoe precies die test is en als men niet weet hoe goed hij test, dan neemt men ongelofelijke risico's met de volksgezondheid. Dat is de reden waarom men in andere landen ook wel wat temporiseert met bijvoorbeeld het inzetten van snelle antigeentesten bij bewoners van woonzorgcentra, want als men niet zeker weet of die testen gevoelig genoeg zijn, kan men dramatische vergissingen maken.
Het geheel moet dus, in samenwerking tussen de federale overheid en de Gewesten en Gemeenschappen, coherent en samenhangend worden ontwikkeld, maar tegelijkertijd – ik lees dit ook in de pers, ik hoor dat overal op het terrein – wil iedereen natuurlijk graag vooruit met vormen van testen die snelle resultaten geven, de snelle antigeentesten. Iedereen denkt dat het geweldig interessant zou zijn, als wij speekseltesten en ademtesten kunnen doen, maar wij moeten ervoor zorgen dat het een samenhangend geheel blijft; anders eindigen wij in de chaos en ik moet eerlijk zeggen dat ik daar wel een beetje ongerust over ben. Ik hoor de druk en het enthousiasme op het terrein om allerlei soorten testen te doen, maar als wij niet opletten, dan eindigen wij heel snel in de chaos.
Dan eindigen wij met tests waarvan wij de resultaten niet verzamelen, daarmee zijn wij niets, en met tests die wegen op dezelfde capaciteit, waardoor het probleem van de capaciteit alleen maar erger wordt. Laat ik het volgende heel sterk onderstrepen: de PCR-tests die nu geanalyseerd worden in de labo's, zijn tests van mensen met symptomen. Het is een topprioriteit om daar binnen 24 uur, maximaal 48 uur, een resultaat te hebben. Als wij de labocapaciteit laten innemen door allerlei andere soorten tests, zal die prioritaire opdracht van nauwkeurige PCR-tests die detecteren welke mensen met symptomen effectief besmet zijn, niet meer lukken. Dat is en blijft de prioriteit. Dat mogen wij niet laten wegduwen door allerlei experimenten met andere soorten tests, die op dezelfde labcapaciteit wegen. Dat is dus een moeilijke.
De heer Herman Goossens en zijn taskforce zijn een nota aan het uitwerken. Ik hoop dat wij morgen op de interministeriële conferentie Volksgezondheid daarover een goede discussie kunnen voeren met de verantwoordelijke ministers, om te bekijken of wij elkaar kunnen vinden in een aanpak waarin wij coherent kunnen zijn, dingen zich kunnen laten ontwikkelen van onderop, maar die wel passen in een geheel. Dat is eerlijk gezegd wel een grote zorg op het moment. Wij hebben ook een ingewikkeld landje, dat hoef ik u niet te zeggen. Van alle zijden wil men initiatieven nemen, en dat is eigenlijk goed, maar het hangt allemaal samen. Wij moeten dus de coherentie behouden.
Er werd gevraagd wat wij weten uit de tracing en of wij iets weten over superverspreiders. Het is een beetje vervelend. Wij weten met betrekking tot België eigenlijk niet echt wie de superverspreiders zijn en waar ze zaten. Wij hebben ook onvoldoende uniforme data over virale lading bij testing. Daaraan kunnen wij niets doen. Het is ook niet zo dat als men een hoge virale lading heeft, men automatisch een superverspreider is. Het is allemaal relatief ingewikkeld. Het zijn twee verschillende begrippen. Vragen daarover moet ik dus beantwoorden met te onderstrepen dat wij vele dingen niet of onvoldoende weten. Dat brengt mij bij de tracing. Tracing en quarantaine zijn bevoegdheden van de deelstaten. Wij hebben een samenwerkingsakkoord gemaakt, zodat wij de gegevens van de labotests via een databank verzamelen bij Sciensano en ter beschikking stellen van de deelstaten.
Er was gisteren trouwens een jammerlijk incident, dat wij ook meteen aan de pers bekend hebben gemaakt. Men had een verkeerde patch, met oude gegevens, ingevoerd, waardoor de tracers begonnen te bellen met mensen die lang geleden ziek waren en helaas ook met familieleden van overledenen. Dat was heel pijnlijk. Het was gewoon een computerfout. Dat is het gevolg van dat samenwerkingsakkoord. Data worden federaal verzameld en ter beschikking gesteld van de tracers. Wij doen, in tegenstelling tot wat men denkt, zowel de bronopsporing als de contactopsporing. Bronopsporing wil zeggen dat men naar de bron gaat. Men gaat stroomopwaarts. Bij contactopsporing gaat men stroomafwaarts. Wij doen allebei.
In de scripts wordt nu duidelijk naar de whereabouts gevraagd. Waar ben je geweest? Dat is de bronopsporing. Ik moet u teleurstellen met het resultaat daarvan. De meerderheid van de mensen zegt dat ze hun whereabouts niet voldoende kennen. Men krijgt een aantal stereotiepe antwoorden waar men niet veel mee is. De regio's werken ook samen met lokale besturen voor die bronopsporing. Dat is heel goed dat dit beslist is. Principieel doen we bronopsporing naast het contactonderzoek, maar we moeten ons geen illusies maken over de precisie waarmee men dat kan doen. Dat is echt niet zo gemakkelijk, zeker niet als men zo overspoeld is met besmette mensen. We moeten absoluut het aantal besmettingen naar beneden brengen. Dan kan dit weer beter werken.
Ja, we doen ook clusteronderzoek. Er is een schema uitgewerkt, samen met de regio's en Sciensano, om dat clusteronderzoek op een bepaalde manier te laten verlopen. De regio's moeten in een schema informatie invullen. Opnieuw, we zijn momenteel zeer overspoeld met problemen. Alle aandacht moet nu gaan naar het ervoor zorgen dat het werk op het terrein draait. Dit maakt dat het soort van rapportering dat voor dat clusteronderzoek nodig is, niet snel ter beschikking is. Principieel is dat wel zo uitgewerkt. Sciensano is er klaar voor en wil wetenschappelijke analyses en prognoses maken, maar het is niet gemakkelijk als men in een storm zit.
Er waren ook vragen naar meer personeel en de capaciteit om de besmettingsgegevens te analyseren. Ja, dat is al door de vorige regering gebeurd. De personeelsequipes voor brononderzoek zijn uitgebreid, maar heel eenvoudig is het toch niet. Iemand vroeg wat de juridische verantwoordelijkheid van de huisarts is bij het beoordelen van wat een hoogrisicocontact is. Ik zal daar een zeer algemeen antwoord op geven. Wij gaan ervan uit dat de huisartsen, als goed opgeleide mensen, ook goede huisvaders zijn en dus naar best vermogen oordelen of het contact dat iemand heeft gehad al dan niet een risicocontact is of niet.
Dat brengt mij bij de Coronalertapp, die ondertussen 1,6 miljoen keer, of door een vijfde van de smartphonegebruikers, gedownload werd. Ik zal niet uitleggen wat de app doet. Dat weet u. De app is veilig en geweldig belangrijk. Er is ook een lijst van de iOS-toestellen waarop die werkt, namelijk op elke iPhone die na september 2014 in de markt gezet werd. We bestuderen nog wel andere mogelijkheden, zoals een klein bluetoothtoestel met een functie die gelijkaardig is aan de Coronalertapp.
Wat de quarantaine betreft, dat is ondertussen een bekend verhaal. Er waren wel vragen over. Waarom is die verlengd van zeven tot tien dagen? Om het zekere voor het onzekere te nemen, als men niet test. U weet dat de instructies daarover heel precies zijn. Ik zal die niet herhalen. Sommige leden vroegen hoe de quarantaine kan worden gehandhaafd. Dat is een vraag die wij aan de deelstaten moeten stellen, want dat behoort tot hun bevoegdheden, maar de vraag stellen is wel gemakkelijker dan ze te beantwoorden. Persoonlijk denk ik dat we misschien moeten uitgaan van coaching van de quarantaine, eerder dan de politie te sturen. Misschien moeten we eerder in hulpverlening voorzien om mensen te helpen bij het volhouden van een quarantaine. Uitleggen wat een quarantaine betekent en welke aanpak daarvoor nodig is, is misschien belangrijker dan het sturen van politieagenten en controleurs, want dat valt toch bijzonder moeilijk.
....
Er worden ook heel precieze statistieken gevraagd over wie waaraan is overleden in woon-zorgcentra. Dat is een moeilijke. Er is enigszins een discrepantie tussen wat wij kunnen beschouwen als bevestigde gevallen omwille van testresultaten, bevestigde COVID-19-gevallen en vermoedelijke COVID-19-gevallen. Onze reeksen daarover zijn nog niet erg oud. Zij zijn gestart op 22 juni 2020. De gegevens in het begin van de crisis konden moeilijk worden gekoppeld aan het aantal COVID-19-sterfgevallen. Wij werken op het vlak van de sterfgevallen in de woon-zorgcentra voor de eerste periode van de crisis met schattingen. Nu krijgen wij stilaan meer precieze gegevens.
....
Vervolgens kom ik bij de vragen over vaccinatie tegen COVID-19. De Europese Commissie wil een zo groot mogelijke portefeuille aan vaccins samenstellen en België heeft zich daar volledig achter geschaard. Momenteel zijn er zes vaccins opgenomen in die portefeuille: Johnson & Johnson, Sanofi-GSK, CureVac, Moderna, BioNTech en Novavax. Ook AstraZeneca komt daar bij. Door het feit dat wij mee op de Europese kar springen vergroten wij onze kans om een bepaalde hoeveelheid vaccins aan te kopen, voor zover die vaccins natuurlijk een vergunning voor de Europese markt krijgen van het Europees Geneesmiddelenagentschap. Die vergunning is belangrijk want ze heeft te maken met kwaliteit, doeltreffendheid en veiligheid. De risico-batenbalans van een vaccin moet positief zijn om erkend te worden, maar de verantwoordelijkheid voor het vaccin blijft natuurlijk bij het bedrijf liggen.
Er wordt over drie contracten onderhandeld door de Europese Commissie, namelijk die met AstraZeneca, Sanofi-GSK en Johnson & Johnson. Het gaat daarbij niet steeds om hetzelfde verhaal. Het contract met AstraZeneca en Johnson & Johnson is onderworpen aan een verplichte aankoop. Als wij daarin stappen, dan wordt er ook gekocht. Dat geldt eveneens voor ons land. Dat is niet het geval voor Sanofi-GSK.
Voor het contract met AstraZeneca werden 7,5 miljoen dosissen voorzien, die op gefaseerde wijze zullen worden geleverd. De eerste leveringen worden gepland, als alles volgens plan verloopt, voor het eerste trimester van 2021. De vergunning moet er dan echter wel zijn. Die vergunning hangt af van een aantal resultaten van het wetenschappelijk werk in dat verband. Voor het contract van Johnson & Johnson gaat het over 5 miljoen dosissen, die eveneens gefaseerd zullen worden geleverd.
Vraagstellers maken zich zorgen over nevenwerkingen. Natuurlijk moeten die worden bekeken. De beoordeling is in handen van de onafhankelijke Data Safety Monitoring Board, de DSMB, zoals helemaal gebruikelijk is bij klinisch onderzoek, zeker als het gaat over een onderzoek naar een medisch product dat een zeer groot aantal deelnemers zal bereiken. Zodra het evaluatierapport van de DSMB beschikbaar is, wordt dat rapport, nadat ook het bedrijf het heeft kunnen inkijken, aan de overheden bezorgd, waarop de overheden beslissen over de al dan niet veiligheid. Het feit dat bij mogelijke nevenwerkingen het vaccin on hold geplaatst kan worden, is gewoonweg een goede praktijk bij klinisch onderzoek, die overigens voor alle geneesmiddelen geldt. Het feit dat de mogelijkheid bestaat om het onderzoek on hold te zetten, bewijst ook dat er strikte voorwaarden gelden.
Een zorg in de vragen luidt ook of er mensen zijn die geen vaccin wensen. Ja, dat is toch wel een nieuw element in het volksgezondheidsbeleid. Volgens de vierde gezondheidsenquête van Sciensano, die plaatshad tussen 24 september en 2 oktober, is er wel reden om ons daarover wat zorgen te maken. In die enquête hebben 30.000 mensen hun mening gegeven. Volgens de deelnemers wordt vaccinatie gezien als het belangrijkste middel om de verspreiding van het virus tegen te gaan. De helft van de ondervraagden is er echter niet zeker van of zij zichzelf zal laten vaccineren. De helft zegt zich te zullen laten vaccineren, een derde zegt daar nog niet zeker van te zijn en 17 % zegt zich niet te zullen laten vaccineren. Bij vaccinatie moet echter de groep voldoende groot zijn, het hoeft niet per se honderd procent te zijn, maar wel voldoende groot om de kudde-immuniteit te verkrijgen. Dat is echt wel een zorgpunt. Het gaat erom dat mensen bang zijn voor nevenverschijnselen. Jongere mensen en vrouwen zijn het meest terughoudend. Dat is ook een vaststelling.
Dus wat moeten wij doen? Wij zijn dat aan het bespreken in de interfederale IKW Preventie. Wij zullen kijken naar de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad over de manier waarop we dat moeten aanpakken. Welke soort sensibiliseringscampagnes moeten er gevoerd worden? Iemand wil weten of wij de vaccinatie willen verplichten, zoals bij polio. Ik kan daar nog geen antwoord op geven, want dat is nu net een onderdeel van de bespreking in de IKW.
Hoe ver staat het met de organisatie? De organisatie van de vaccinatiecampagne is de verantwoordelijkheid van de deelstaten, maar omdat dat in de context van een pandemie, zoals vandaag, dubbel ingewikkeld is, hebben wij in oktober een taskforce Vaccinatie opgericht bij het Federale Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, het FAGG. Daarin zitten wij samen met mensen van federale administraties en administraties van de deelstaten. Wij zullen experts raadplegen. De bedoeling is dat de taskforce echt nadenkt over de praktische organisatie van de vaccinatie, gebaseerd op een strategie die gedefinieerd is door de Hoge Gezondheidsraad. Natuurlijk moet dat allemaal gevalideerd worden door de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid. Waarover gaat dat bijvoorbeeld? Wat zijn de risicogroepen? Daar de vaccins slechts gefaseerd komen, welke groepen moeten eerst behandeld worden?
Voorzitter, dat brengt mij bij de griepvaccinatie. Ik heb vorige week op die vraag geantwoord. Ik moet nu wel een beetje minder goed nieuws brengen over de voorraad. Ondertussen heeft men opnieuw een overzicht gemaakt van wat er is. Ik zal even de algemene data herhalen. De vorige regering heeft 2,9 miljoen vaccins tegen de seizoensgriep besteld. Dat zijn er duidelijk meer dan vorig jaar. Vorig jaar zijn er prioritaire groepen bepaald. Doelgroep 1 bestaat uit A en B.
Het idee is om eerst de doelgroepen te vaccineren en bij overschot, kan iedereen die dat wenst gevaccineerd worden. Dat ideale plaatje zullen wij nu echter niet kunnen toepassen. Er is al heel veel geleverd. Ongeveer de helft van de griepvaccins is inmiddels door de apothekers afgeleverd aan patiënten en aan bedrijfsgeneeskundige diensten voor de vaccinatie van doelgroepen. De apothekers zeggen dat de vraag bij die doelgroepen heel sterk is toegenomen in vergelijking met de vorige jaren. Het FAGG heeft dat gemonitord en enkele dagen geleden opnieuw in kaart gebracht. Het FAGG heeft geadviseerd dat wij de beschikbare vaccins echt wel zouden voorbehouden voor de doelgroepen.
Dat advies werd vorige week aanvaard door de Interministeriële Conferentie. Om het negatief te zeggen, normaal gesproken zou er op 15 november een tweede fase starten, waarbij iedereen uit de rest van de bevolking dat vaccin kon gaan halen. Die annuleren we. We willen de vaccins nu optimaal gebruiken voor de doelgroepen. Iemand die heel gezond is, loopt minder risico wanneer de griep rondwaart. Die heeft namelijk minder kans om ernstig ziek te worden dan, bijvoorbeeld, iemand van 65 jaar en ouder, of iemand met een onderliggende chronische aandoening.
De algemene voorzorg in het kader van COVID-19 is hier dus eigenlijk ook wel belangrijk. Het betekent dat we in een allereerste fase doelgroep A prioriteit willen geven. Dat zijn kwetsbare mensen, personen met risico op complicaties, zwangere vrouwen, patiënten vanaf zes maanden die lijden aan onderliggende, chronische aandoeningen, mensen vanaf 65 jaar, mensen in een instelling, kinderen tussen zes maanden en achttien die een langdurige aspirinetherapie ondergaan. Die richtlijnen werden gegeven aan de huisartsen. Ook de apothekers zijn op de hoogte. De tweede groep in de echt prioritaire groep A zijn personen werkzaam in de gezondheidssector. De derde groep zijn personen die onder hetzelfde dak wonen als de risicopersonen uit de eerste groep en de kinderen die jonger zijn dan zes maanden. Dan is er de groep B, mensen tussen 50 en 65 jaar die niet tot die risicogroepen behoren. We hebben de artsen en apothekers gevraagd om tijdelijk de vaccinatie voor groep B op te schorten. Zo zijn we zeker dat groep A wordt bediend. We monitoren dat en dan komt B. De fase waarin het vaccin voor iedereen is, hebben we geannuleerd.
Er zijn wat zorgen of vaccinatie tegen griep zou leiden tot verhoogde kans op COVID-19. Nee, daar hebben we geen enkele aanduiding van. Dat moeten we niet denken.
....
Er waren zeer begrijpelijke vragen over het beschermingsmateriaal. Ik denk dat ik daarover geruststellend kan klinken. Er zijn momenteel 11.019.184 schorten en 71.083.480 handschoenen in de federale stock. Die stock wordt gebruikt om individuele zorgverleners te bevoorraden in de triagecentra, de ziekenhuizen en andere federale overheidsinstellingen. Op dit ogenblik worden er eigenlijk beperkte hoeveelheden handschoenen en schorten aangekocht door de ziekenhuizen. De vraag naar deze middelen is groot en de kostprijs ervan is relatief hoog. We zien geen tekorten. De internationale markten voor dat soort van beschermend materiaal hebben zich eigenlijk ook wel hersteld. Daar lijken we wel goed te zitten.
Er zijn momenteel 152 miljoen chirurgische maskers en 39 miljoen FFP2- en KN95-maskers. Er moeten nog wel leveringen toekomen. Een aantal leveringen zit al in deze telling. Er zijn geen nieuwe bestellingen geplaatst. De FOD bereidt wel een openbare aanbesteding voor om langetermijncontracten af te sluiten voor chirurgische maskers en FFP2-maskers. Zoals gezegd hebben we 152 miljoen chirurgische maskers en 39 miljoen FFP2- en KN95- maskers.
160 miljoen chirurgische maskers zijn voldoende om aan het piekverbruik acht maanden te voldoen voor de sectoren waarvoor de federale overheid bevoegd is. Dat lijkt toch redelijk goed. 50 miljoen FFP2- en KN95-maskers zijn voldoende voor een piekverbruik van 15 maanden. Dit is voor de algemene ziekenhuizen en de tandartsen. We zitten nu beter dan tevoren wat dit betreft. Voor de triagecentra en de ziekenhuizen gebeurt de levering online op aanvraag. Voor de zorgberoepen gebeurt de afhaling bij een distributiecentrum van het Rode Kruis, indien er nog geen strategische voorraad werd ontvangen.
Er werden ook vragen gesteld over communicatiecampagnes. We voeren informatiecampagnes. Deze worden georganiseerd door het Nationaal Crisiscentrum, in nauwe samenwerking met de FOD Volksgezondheid en de kanselarij van de eerste minister. De campagnes zijn bedoeld om de belangrijkste boodschappen aan een zo breed mogelijk publiek over te brengen. Sinds het begin van de crisis is er ook een callcenter opgericht in de schoot van het Nationaal Crisiscentrum. De deelstaten hebben eveneens een callcenter opgericht in het kader van hun opdracht inzake testing en tracing om hoogrisicocontacten op te kunnen volgen. De deelstaten wensen dat de vragen van burgers inzake het testbeleid en de prioriteiten voor beantwoording toevertrouwd worden aan het nationale callcenter. Het callcenter van het Nationaal Crisiscentrum moet bereikbaar zijn in het weekend. Dat vraagt meer middelen. Dit wordt besproken tussen de twee beleidsniveaus. De financiering daarvoor zal waarschijnlijk federaal worden opgenomen. We zijn ervan overtuigd dat er bijkomende inspanningen nodig zijn omdat dat ook belangrijk is voor de ontlasting van de huisartsen.
De webinformatie is beschikbaar in 30 talen, ook in doventaal en eenvoudige taal. Er zijn video's en pictogrammen. Die informatie wordt gepromoot bij steden, gemeenten, artsen, ziekenhuizen, middenveldverenigingen enzovoort. Sociale media worden ook ingezet.
Op vragen over de data bij Sciensano heb ik een gemengd antwoord. Men vroeg of Sciensano beschikt over de leeftijdsverdeling van de gehospitaliseerde patiënten per ziekenhuis en per gemeente. Ik moet u helaas zeggen dat onze gegevens niet exhaustief genoeg zijn om daarvan een correcte inschatting te maken. Tot op het niveau van de provincies kunnen wij die gegevens verstrekken, maar per gemeente is een leeftijdsverdeling waarschijnlijk niet mogelijk. Dat geldt eigenlijk ook voor de vragen over de hospitalisatieduur per leeftijdscategorie, per ziekenhuis en per gemeente. Die gegevens kan Sciensano niet leveren.
Het aantal uitgevoerde testen per gemeente per dag is wel beschikbaar. Onderzoekers krijgen toegang daartoe na een data request die goedgekeurd werd tussen de twee partijen. Die gegevens zijn ook beschikbaar bij Epistat voor de autoriteiten, met opgave van het aantal gevallen en de positiviteitsratio in de laatste zeven dagen per gemeente. Als men dan een eenvoudige berekening maakt, weet men natuurlijk ook wel hoeveel testen er uitgevoerd zijn. Wij kunnen met andere woorden dus wel wat verbeteren aan de terbeschikkingstelling. Sciensano onderzoekt hoe men die gegevens nog beter ter beschikking kan stellen.
Zijn er problemen met eHealth? Ik zou bijna zeggen: ja, natuurlijk. Zodra er met de deelcomponenten van de gegevensverwerking een probleem is, werkt eHealth niet optimaal. Daarom hebben wij gezocht naar oplossingen die in het jargon van die mensen "business continuity"-oplossingen heten. Men moet dus de business kunnen laten draaien, ook als er in de deelcomponenten van de gegevensverwerking een probleem ontstaat. Op het portaal van eHealth zijn dashboards beschikbaar waarop de werking van de deelcomponenten bekendgemaakt wordt. Daarop wordt om de tien seconden gemonitord. Indien een component niet goed werkt, wordt er automatisch overgeschakeld naar de business continuity. Als dat niet mogelijk is, wordt er op het portaal gemeld hoe de gebruiker zelf kan overschakelen naar de business continuity. Er zijn ook meldingen via Twitter.
Dan kom ik aan de vragen over de avondklok. Mensen willen weten of die illegaal is. Neen, wij hebben daartoe beslist op basis van wettelijke en correcte procedures. Die is dus vanzelfsprekend niet illegaal. Als u dat denkt, moet u naar een rechtbank stappen. Ik hoop dat u dat niet zult doen omdat het tijdverlies is. Ze is natuurlijk niet illegaal.
Mensen willen ook weten wat daarvan het effect is. Dat is moeilijk. Eén plus één is meer dan twee. De avondklok heeft op zichzelf als doelstelling om mensen van de straat te houden. Iemand die alleen 's nachts rondloopt, vormt echter geen probleem. Ze dient om te handhaven dat mensen niet van het ene naar het andere feestje lopen 's nachts. Het is een handhavingmaatregel en dient ook om verzamelingen van mensen te vermijden. Om te weten wat het effect is, moet men het geheel en de samenhang van de maatregelen nemen en dan komt men uit op een en-en-en-verhaal. Het zal altijd heel moeilijk zijn om te weten wat het effect is van een bepaalde maatregel.
Persoonlijk vind ik het volgende interessant, maar dat kunnen wij vandaag niet zeggen. Als wij de komende dagen echt duidelijke effecten zouden zien op het aantal besmettingen, kunnen wij zeggen wat er 14 dagen geleden gebeurd is. Dan kan men zeggen dat er een stap is geweest met een effect. De stap was bijvoorbeeld het sluiten van cafés en restaurants op nationaal vlak. Maar ook daar is het niet zo gemakkelijk, omdat er in het Brussels Gewest reeds eerdere stappen waren, met avondklok enzovoort. Het is dus niet zo gemakkelijk om te zeggen wat precies de impact is van een bepaald element. Het is een en-en-verhaal. Mijnheer de voorzitter, ik kom terug bij mijn uitgangspunt. Het en-enverhaal is dat de mensen gewoon zo weinig mogelijk contact moeten hebben, hoe akelig dat ook klinkt. Daarover gaat het eigenlijk.
De voorzitter:
Ik richt mij eerst tot de N-VA. U krijgt acht minuten spreektijd, te verdelen onder de verschillende leden die deelnemen aan deze vergadering.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor de toelichting. Ik heb nog een aantal vragen. Ik zal de vragen die ik al had ingediend doorsturen naar het commissiesecretariaat.
Wat betreft het federaal testplatform bis, de KUL en de UGent zijn klaar om te starten met hun lab, dat was beloofd tegen eind september. Is er zicht op de testcapaciteit die zij nu al kunnen garanderen en hoe lang zullen zij die kunnen garanderen? Met andere woorden, is er ook zicht op het gebruiksmateriaal, de reagentia, pipetten, enzovoort? Ik heb vernomen dat er een probleem was om geschikt labpersoneel te vinden. Er zou daarvoor een uitzondering zijn gemaakt, zodat andere profielen dan labtechnologen konden worden aangeworven. Welke profielen zijn dat dan? Geldt deze uitzondering dan ook voor de andere gewone klinische labs?
Ik vraag mij ook af vanaf wanneer wij dan opnieuw kunnen overgaan naar die bredere teststrategie. Hoeveel bijkomende testen moeten er kunnen worden afgenomen? Wat is daar een richtpunt? U zegt dat andere landen onze testcapaciteit benijden, maar ik denk niet dat zij onze besmettingscijfers benijden. We hebben een heel hoge positiviteitsratio en daar moeten we toch echt vanaf. We zitten nu gemiddeld aan 30 %, in sommige provincies bijna 50 %, ver boven de alarmdrempel dus. Ik vind het jammer dat men is moeten afwijken van die testcriteria.
Het is ook een gemiste kans dat wij niet zoals Nederland een beroep hebben gedaan op andere labo's, die ons wel hadden kunnen helpen om de testcapaciteit te verhogen. Is er een analyse gebeurd van de tweede golf? Wat is er fout gelopen? Hoe zullen wij ons wapenen tegen een mogelijke volgende golf? Wat zijn de lessen die wij nu hebben geleerd? Wij hadden onszelf beloofd dat wij geen afschaling meer zouden doen van de reguliere zorg en dat wij niet meer opnieuw naar een lockdown zouden gaan. Niettemin zitten wij er opnieuw in. Wat hebben wij daaruit geleerd? Hebben wij cijfers over besmettingen en overlijdens bij de zorgverstrekkers?
Wij zijn het hen immers verplicht om ter zake correct te registreren, op te volgen en terug te koppelen, zodat ook daaruit lessen kunnen worden getrokken. Zullen wij voor de high-oxygen-careafdelingen genoeg personeel hebben? Dat is immers altijd het knelpunt. Op welke manier zal dat eventuele personeelsgebrek worden opgelost? Wat is de impact van de uitgestelde zorg? Hebben wij al een zicht op de consequenties? Zijn er bijvoorbeeld mensen die nog altijd wachten op zorg die zij hebben moeten uitstellen bij de eerste golf en die hun zorg nu opnieuw uitgesteld zien?
Inzake de woon-zorgcentra is het een feit dat tijdens de eerste golf heel veel mensen zijn overleden in de woon-zorgcentra zelf. Het percentage overlijdens in de woon-zorgcentra is ook toegenomen in de loop van de crisis. Terwijl in het begin twee op zes personen overleden in de woon-zorgcentra, waren dat er tegen het einde van de eerste golf vijf op zes. Worden er nu dan toch meer ouderen overgebracht naar de ziekenhuizen of niet? Ten slotte, hoe zit het met de artsen in opleiding en met de artsenspecialisten in opleiding? Wordt er in tegemoetkomingen voor hen voorzien, om hen te compenseren voor de inspanningen die zij leveren en hebben geleverd tijdens de huidige en de eerste golf? Hoe zit het met de impact van het inzetten van artsen-specialisten in opleiding op het behalen van hun diploma? Zullen zij nog kunnen beantwoorden aan de federale erkenningscriteria? Welke oplossingen worden in dat verband uitgewerkt? Ik geef nu het woord aan mijn collega Yoleen Van Camp.
Minister Vandenbroucke:
Mevrouw Gijbels, u hebt heel veel interessante vragen gesteld, maar helaas gaat het om vragen waarop in het algemeen weinig antwoord is. U stelde bijvoorbeeld volgende vragen. Wat weten wij over het profiel van de overledenen? Wat weten wij over de impact van uitgestelde zorg? U stelde ook de heel belangrijke vraag wanneer ik denk dat een optimale teststrategie terug mogelijk zal zijn. Dat zijn allemaal goede vragen, maar over het algemeen zijn het vragen waarop ik geen antwoord heb. Dat kan zijn omdat ik de data niet heb. Ik heb bijvoorbeeld niet de profielen van de overledenen in detail. Ik ken ook niet de impact van de uitgestelde zorg. Dat is een beslissing die nu genomen wordt. Ik zit daar dus een beetje met een gebrek aan antwoord. De vraag wanneer wij opnieuw in een situatie belanden waarbij een meer optimale teststrategie kan worden ontplooid, is heel relevant.
Frieda Gijbels (N-VA):
Dank u wel, mijnheer de minister, voor de bijkomende toelichtingen. Het federaal testplatform bis is inderdaad een publiek platform, wat zeker wel zijn voordelen heeft. Zetten we ons daar echter niet een beetje mee vast, aangezien dat hele platform op dezelfde apparatuur zal draaien? Als er bepaalde tekorten zullen zijn aan verbruiksmaterialen lopen we daar toch wel een risico. In dat opzicht wil ik er toch op aandringen om daar een zeker overzicht over te houden en te helpen als daar problemen zouden zijn. De barometer is er, volgens u, maar hij zal nu niet ingezet worden. Ik begrijp ook dat nu niet het geschikte moment is. We moeten echter wel perspectief geven aan de bevolking wanneer die barometer er zal komen. Ook moeten we heel snel uitmaken wat voor ons het richtcijfer is waarnaar we willen streven. Ik hoor dat Duitsland het wel heeft. Dan vraag ik mij af waarom wij niet. We hebben zulke goede biostatistici en epidemiologen die daar echt wel heel veel goede dingen over kunnen zeggen.
Ik wil namens een van mijn collega's oproepen om heel erg in te zetten op het ontkrachten van allerlei pseudowetenschap-, antivaxbewegingen en complottheorieën die de ronde doen. Die beginnen namelijk een heel grote groep te vormen die zich op de sociale media ook versterkt. Ik wil echt oproepen om daar een team op te zetten om al hun argumenten heel stelselmatig te weerleggen. Die argumenten komen dikwijls heel logisch over als je niet helemaal thuis bent in die wetenschap. Er komen hier telkens heel veel technische vragen terug. Het gaat eigenlijk heel vaak over het opvragen van cijfers en de stand van zaken. De N-VA-fractie heeft een voorstel. Er zou, om de twee weken bijvoorbeeld, een overzicht kunnen worden gegeven van cijfers. Zo kunnen wij ook al een heel aantal van onze vragen schrappen en kunnen we veel dieper op de materie ingaan. Ik hoop dat de andere fracties ons daar ook in zullen steunen.
...
Het volledig verslag is terug te vinden via https://www.dekamer.be/doc/CCRI/pdf/55/ic297.pdf