
Kamerlid

Discriminatie terugbetaling niet-geconventioneerde zorgverstrekkers - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Commissie Gezondheid 21 juni 2022:
Frieda Gijbels (N-VA):
Toevallig hebben we vrij recent al een aantal keren van gedachten kunnen wisselen over de zogenaamde 25%-regel in de marge van het begrotingsdebat en de bespreking van een wetsontwerp. De kwaliteitswet van 2019 voorziet in de gelijkschakeling van de terugbetaling voor geconventioneerde en niet-geconventioneerde zorgverstrekkers via artikelen 85 en 86. Vorig jaar stelde ik u ook al vragen waarom artikelen 85 en 86 niet in werking zijn getreden, waardoor de ongelijkheid blijft bestaan. Die ongelijkheid geldt niet alleen voor kinesitherapeuten, maar ook voor vroedvrouwen, logopedisten en zelfstandig verpleegkundigen. U gaf toen aan dat er vanuit het RIZIV een taskforce zou worden opgericht met vertegenwoordigers van verzekeringsinstellingen, beroepsorganisaties, uw beleidscel en vertegenwoordigers van patiëntenkoepels om de relevantie van de 25%-regel te onderzoeken. U gaf aan de kwestie grondig te willen onderzoeken, alvorens een voorstel aan de Ministerraad voor te leggen.
Wat is de uitkomst van het onderzoek van de taskforce? Werd het dossier ondertussen voorgelegd aan de ministerraad? Wanneer zal er een einde worden gemaakt aan het verschil in terugbetaling, zoals ook de kwaliteitswet voorschrijft?
Minister Frank Vandenbroucke:
We hebben hier inderdaad nog vrij recent over gesproken in de plenaire vergadering. Het betreft inderdaad een van de fiches ingediend in het meerjarentraject van het RIZIV, met het oog op de vastlegging van prioriteiten voor het begrotingswerk de komende jaren. Het thema komt aan de orde bij toekomstige bespreking. Bij de beoordeling werd aangehaald dat de kwestie nog bijkomende discussie en bijkomend onderzoek vergt. Vanuit een aantal kringen klonk dat er moest worden nagedacht of er geen betere alternatieven zijn als we de conventionering door zorgverleners willen bevorderen, dan de afschaffing zonder meer van de 25%-regel. Dat heeft natuurlijk een omgekeerd effect. In de plenaire vergadering zei ik al dat de 25%-regel betekent dat de sociale zekerheid haar middelen concentreert op de zorgverstrekkers bij de paramedici die werken volgens de conventie. De 25%-regel geldt niet voor mensen met lage inkomens. Iemand met een laag inkomen geniet het voorkeurstarief en zal niet een vermindering van de terugbetaling krijgen bij het bezoek aan een kinesitherapeut. Het gaat over mensen die buiten dat systeem vallen.
Hoe dan ook denk ik dat er een veel grondiger debat nodig is over de toekomst van het conventioneringsysteem vooraleer we de beslissing zouden nemen de 25 %-regel af te schaffen.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, het gebruik van 25 %-regel als hefboom voor de verhoging van de conventiegraad doet onder andere ethische vragen rijzen. Het getuigt van weinig fatsoen zorgverstrekkers op die wijze onder druk te zetten om toch maar akkoord te gaan met tarieven die vaak eigenlijk te laag zijn.
Ik ben trouwens blij dat u dat laatste onderschrijft en dat u het beroep van kinesist wilt herwaarderen. U ziet dat ook zij een plaats in het zorglandschap bekleden en de ziekteverzekering zelfs kosten kunnen besparen. Om kwaliteitsvolle zorg te verstrekken, dient men toch bepaalde tarieven te hanteren. Ik vrees dat zij die niet over de tarieven of over de 25 %-regel klagen, net degenen zijn die de minimumduur van 30 minuten behandeling per patiënt niet respecteren. Zij behandelen waarschijnlijk wel meer dan 2 patiënten per uur. Dat komt de kwaliteit van de zorg niet ten goede. U moet zorgen voor redelijke en werkbare tarieven voor kinesitherapeuten.
Het incident is gesloten.
