Kamerlid
Het asbestfonds en de nabestaanden van de asbestslachtoffers
Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, slachtoffers van asbest kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming uit het Asbestfonds. Omdat bepaalde asbestziektes zoals mesothelioom heel snel evolueren, is het van belang dat dossiers snel worden behandeld. Desondanks gebeurt het dat slachtoffers overlijden vóór of tijdens de behandeling van hun aanvraag. In die gevallen kan de partner aanspraak maken op een vergoeding van het Asbestfonds, op voorwaarde dat de partners gehuwd waren of wettelijk samenwonend met een verplichting tot wederzijdse bijstand. Mijnheer de minister, weet u of nabestaanden voldoende op de hoogte zijn van hun recht op een vergoeding door het Asbestfonds? Zijn ze voldoende op de hoogte van het verschil tussen enerzijds wettelijk samenwonenden met een verbintenis die verplicht tot wederzijdse bijstand en anderzijds wettelijk samenwonenden zonder dergelijke verbintenis? Indien zou blijken dat nabestaanden of partners onvoldoende geïnformeerd zijn, acht u het dan nuttig om daarover duidelijker te communiceren, in het bijzonder over dat verschil in systeem van wettelijk samenwonenden met of zonder verbintenis tot wederzijdse bijstand?
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw Gijbels, wat uw eerste vraag betreft, de nabestaanden van een asbestslachtoffer dat erkend is door het Asbestfonds of dat een aanvraag tot erkenning bij het Asbestfonds had ingediend, worden proactief gecontacteerd door Fedris, het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico’s, in opdracht van het Asbestfonds. Zoals voorzien in de wetgeving ontvangen de nabestaanden kort na het overlijden van het slachtoffer een brief van Fedris, waarin ze worden geïnformeerd over hun rechten als nabestaande en over hoe ze die kunnen doen gelden. Tegelijkertijd ontvangen ze de nodige formulieren om een aanvraag tot schadeloosheid wegens overlijden in te dienen. Conform artikel 7 van het koninklijk besluit van 11 mei 2007 gebruikt Fedris de gegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen om eventuele nabestaanden te kunnen identificeren. Wanneer het slachtoffer bij leven geen aanvraag heeft ingediend bij het Asbestfonds of bij Fedris, beschikken de nabestaanden over een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van overlijden, om een aanvraag in te dienen. In dergelijke gevallen kan het Asbestfonds uiteraard niet proactief optreden. Fedris stelt inderdaad vast dat er nog steeds een discrepantie bestaat tussen het aantal erkende gevallen van bijvoorbeeld mesothelioom of longvlieskanker en het aantal gevallen dat wordt geregistreerd door de Stichting Kankerregister. Dat verschil kan worden verklaard door, ten eerste, een gebrek aan kennis over de werking van het Asbestfonds binnen de gezondheidssector en bij de burger en, ten tweede, door een psychologische barrière, waardoor sommige slachtoffers er niet toe komen om na het stellen van de diagnose een aanvraag in te dienen. Het Asbestfonds heeft in het verleden al sensibiliseringscampagnes gevoerd, zoals een webinar voor professionals, de verspreiding van brochures, een vernieuwde website en zijn aanwezigheid op Batibouw. Het Asbestfonds zal ook in de toekomst blijven inzetten op een grotere bekendheid bij de gezondheidszorgprofessionals. Wat uw tweede vraag betreft, op de website van het Asbestfonds wordt duidelijk uitgelegd hoe de wettelijk samenwonende wordt gedefinieerd binnen de wetgeving van het Asbestfonds en de beroepsziektewetgeving. In het kader van de voorlichtingsopdracht van het Asbestfonds organiseert de dienst Sociale Bijstand van Fedris ook huisbezoeken bij mesothelioomslachtoffers, waarbij desgevallend ook aandacht wordt besteed aan de meer juridische aspecten. In alle gevallen wordt een informatiebrochure overhandigd met daarin de uitleg over de rechten van gehuwde of wettelijk samenwonende nabestaanden. Op verzoek van Fedris heeft de website van de Belgische notarissen ook de voorwaarden gepubliceerd waaraan wettelijk samenwonende partners moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een overlijdensuitkering. Wanneer Fedris bij een overlijden op basis van de gegevens uit het Rijksregister vaststelt dat er sprake is van een wettelijke samenwoning, wordt de nabestaande uitgenodigd om het bewijs te leveren dat voldaan is aan de voorwaarden zoals bepaald in de wetgeving. In de praktijk stelt Fedris vast dat er weinig gevallen zijn waarin de partners een samenlevingscontract hebben gesloten waarin de verbintenis tot wederzijdse bijstand expliciet is opgenomen. Wat uw derde vraag betreft, Fedris zal de net beschreven informatiecampagne voortzetten. Daarnaast is het wenselijk dat, indien dat momenteel nog niet gebeurt, bij de registratie van een wettelijke samenwoning door de gemeentelijke administratie duidelijk wordt meegedeeld dat een wettelijke samenwoning zonder verbintenis tot wederzijdse bijstand niet automatisch dezelfde rechten waarborgt als een huwelijk binnen de sociale zekerheid.
Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, u haalt een gebrek aan kennis over het Asbestfonds aan. Dat klopt, nog altijd te veel mensen vinden de weg naar het Asbestfonds niet. Ik hoor dat er al verschillende acties zijn ondernomen, maar ik stel voor om opnieuw creatief na te denken over bijkomende initiatieven om dat meer en sterker onder de aandacht te brengen. Het kan nuttig zijn om daar ook binnen andere gremia voldoende ruchtbaarheid aan te geven. Ik denk daarbij in het bijzonder aan zorgverstrekkers. Het is immers belangrijk dat zij goed geïnformeerd zijn en bijvoorbeeld kunnen beschikken over een standaardbrochure die ze eenvoudig aan patiënten kunnen meegeven. U zegt ook dat weinig wettelijk samenwonenden een overeenkomst hebben die tot wederzijdse bijstand verplicht. Het zou een goede zaak zijn als er op de gemeentehuizen meer informatie wordt gegeven over wat een en ander precies inhoudt en welke rechten daaruit ontstaan.
Bekijk het fragment: https://media.dekamer.be/meeting/56-019100-U1243/fragment/rXuiiSjDdoLl-sRWsVJ5IEu2gn1PXy_e7S6K1MBWI_vsLbyRII6SekXUMm70SVDRmoPauHtO-bTkymnpvkio107Ix5gLkvvwpUfTcbIvU8A