Kamerlid
PET-scans als supraregionale zorgopdracht
Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, uit het koninklijk besluit van 23 november 2022 dat de loco- en supraregionale zorgopdrachten van de ziekenhuisnetwerken en de geografische spreiding van de locoregionale zorgopdrachten vaststelt, is gebleken dat PETscans toegewezen worden aan het supraregionaal niveau. De Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen gaf echter het advies om deze op locoregionaal niveau te brengen. Naar aanleiding van een vraag die ik u stelde in 2023, gaf u aan dat de indeling een dynamisch karakter heeft en op regelmatige tijdstippen geëvalueerd moeten worden. Hebben er ondertussen al evaluaties plaatsgevonden? Indien wel, wat zijn de voornaamste bevindingen daarvan? Indien niet, wanneer mogen we een evaluatie verwachten? Welke stappen zult u ondernemen als uit de evaluatie zou blijken dat het advies van de Federale Raad correct was en de PET-scans beter een locoregionale opdracht zouden zijn? Is het volgens u eerder een locoregionale of een supraregionale opdracht? Hoe staat het momenteel met de wachtlijsten en de regionale spreiding van PET-scancapaciteit? Zijn er signalen van capaciteitsproblemen, langere doorlooptijden of verschillen in toegankelijkheid tussen regio's die mogelijk verband houden met de huidige supraregionale organisatie? Ten slotte, zal een eventuele kwalificatie van PET-scans als locoregionale zorgopdracht volgens u leiden tot een stijging van het aantal uitgevoerde scans?
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw Gijbels, de classificatie als supraregionale opdracht werd destijds vastgelegd omwille van de hoge investeringskosten, de nood aan expertise en de wens om overcapaciteit te vermijden. Ik kan tegelijkertijd wel erkennen dat PET-scans alsmaar breder worden ingezet en dat toegankelijkheid voor patiënten een belangrijk aandachtspunt is. Op mijn vraag heeft het Belgian Medical Imaging Platform (BELMIP) in 2023 een grondige analyse uitgevoerd, waarbij de programmatiespreiding en capaciteitsbehoeften van PET-scans in België werden onderzocht. BELMIP stelde vast dat het aantal wetenschappelijk verantwoorde PETonderzoeken jaarlijks met 5 % groeit, van circa 125.000 in 2023 tot een verwachte 175.000 in 2029. In eerste instantie is dus een uitbreiding van de PET-capaciteit aangewezen. De beschikbare PET-capaciteit kan op verschillende manieren worden uitgebreid: een verhoging van het aantal volledig gefinancierde onderzoeken per toestel per jaar, een uitbreiding van de programmatie of een combinatie van beide. De keuze is gemaakt om in eerste instantie het aantal volledig gefinancierde onderzoeken per toestel te verhogen, daarbij het advies van BELMIP volgend dat erop wees dat die aanpak meer kosteneffectief is dan een uitbreiding van het aantal centra, aangezien er enkel een toename is van de uitgaven voor het RIZIV-forfait. Die verhoging wordt nu voorbereid en vereist een aanpassing van een KB. BELMIP stelt in zijn advies bovendien dat voor wat wachttijden betreft, er geen enkel verschil zou optreden indien geopteerd zou worden voor een uitbreiding van het quotum per bestaand centrum dan wel voor een uitbreiding van het aantal centra. Omwille van de verhoogde technische capaciteit van de meest recente toestellen is het mogelijk om het quotum te verhogen zonder uitbreiding van de openingsuren en dus zonder nood aan avond-, nacht- of weekendshiften. De huidige capaciteit van een centrum lijkt vooral bepaald te worden door de toegankelijkheid van de gebruikte tracers en de nood aan hoogopgeleid personeel. In antwoord op uw derde vraag wens ik dat gefaseerd aan te pakken met op korte termijn een beperkte uitbreiding van de PET-capaciteit, gevolgd door verdere evaluatie van die stap. In antwoord op uw vierde vraag zijn er momenteel geen aanwijzingen dat de supraregionale organisatie leidt tot medisch onaanvaardbare wachttijden voor PET-scans. De huidige stand van de gegevensuitwisseling en IT-platformen maakt het mogelijk dat specialisten in de nucleaire geneeskunde samenwerkingsverbanden aangaan met de bestaande PET-centra, waardoor elk ziekenhuis in staat is om zijn patiënten te verwijzen naar een nabijgelegen PET-centrum en waarbij alle data en resultaten op dezelfde wijze en rechtstreeks ter beschikking staan van de verwijzende en behandelende artsen, ongeacht of het ziekenhuis nu al dan niet zelf een PET-centrum uitbaat. Op uw vijfde vraag, elke kwalificatie als locoregionale zorgopdracht zou leiden tot een stijging van het aantal toestellen en dus tot bijhorende investeringen, daar waar België in internationale vergelijking reeds een hoog aantal toestellen per inwoner kent. Dit lijkt op dit moment dan ook niet aangewezen. Tot slot wil ik benadrukken dat de kwaliteit van zorg en de rechtvaardige toegang voor patiënten centraal staan in deze discussie. Het beleid rond PET-scans vereist een evenwicht tussen medische nood, geografische spreiding, efficiëntie en kosteneffectiviteit. Ik zal de situatie blijven opvolgen en waar nodig bijsturen, in overleg met alle betrokken partijen en op basis van objectieve gegevens en adviezen.
Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, ik volg u daar wel in wat betreft de uitgangspunten, namelijk dat we een evenwicht moeten bewaren tussen voldoende aanbod en overconsumptie. Ik volg u ook wanneer u zegt dat de factor die waarschijnlijk het belangrijkst is om het aantal scans te kunnen opdrijven het hoogopgeleid personeel is dat daarvoor nodig is. Wat is dan het gemakkelijkste? Is dat als de supraregionale scans meer kunnen draaien of is het gemakkelijker om het nodige personeel aan te werven als het een locoregionale opdracht zou zijn? Ik hoor graag dat u dit opvolgt en dat u op de hoogte bent van het feit dat er almaar meer indicaties zijn omtrent die PET-scans. Ik volg dit de komende jaren samen met u verder op.
Bekijk het fragment: https://media.dekamer.be/meeting/56-019045-U1209/fragment/DDGT7EGnR4eJPnjMUzr4LqFGgS1zUFFZGy4FV0meMdB1jlnoYvMvXoldMVWzOuG1L6-dDwXPz8tzHNMJ7jD56OjeWGcjj9tnOXjdAzpesEM