Enkele dagen geleden kregen 52 Belgische kinderen de schokkende boodschap dat ze niet alleen ontzettend veel halfbroers en -zussen blijken te hebben, verspreid over Europa, maar ook dat ze verwekt zijn met zaad van een donor die drager is van een erfelijk defect dat velen van hen kanker kan bezorgen. Sommige van deze kinderen kregen even voordien ook voor het eerst te horen dat ze niet afstammen van de vader die ze hun hele leven hebben gekend.

Het zou het scenario van een Hollywood-film kunnen zijn, maar het is de harde realiteit, die we al decennia aankondigen. In 2015 zette ik dit dossier op de politieke agenda. Samen met cd&v-collega Els Van Hoof en donorkinderen riepen we jaren in de woestijn.

Bij het opstellen van de wet rond medisch begeleide voorplanting in 2007 was aan iedereen gedacht, behalve aan de donorkinderen zelf. Donoren werden afgeschermd, wensouders kregen verkeerdelijk de raad om de waarheid voor zichzelf te houden en de fertiliteitssector kon floreren. Maar aan de donorkinderen werd het recht op het kennen van hun afkomst en hun medische achtergrond vanaf de geboorte tot aan hun dood wettelijk ontzegd.

‘Bijkomstig’, oordeelden de meeste politieke collega’s, die van Open Vld voorop. Nochtans is het kennen van je afkomst een basisrecht. Zo oordeelde ook het Grondwettelijk Hof onlangs nog maar eens, en zo bevestigen ook de Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. België heeft tot 2027 om zijn wetgeving aan te passen. Deze regering schreef het in drukletters in het regeerakkoord. Eindelijk. Maar laat ons dan ook voortmaken.

Identiteit

Het recht op het kennen van je afstamming is geen luxe, het is fundamenteel voor wie je bent. Die neus, die heb je van je papa. De ogen van je mama. We vergelijken onszelf met onze ouders, broers en zussen, en proberen zo te begrijpen waarom we zijn wie we zijn. Zeker in de zoektocht naar een eigen identiteit is het geruststellend als die puzzelstukjes op hun plaats vallen. Maar niet iedereen krijgt die kans.

De anonimiteit van donoren is een overblijfsel uit een tijd waarin we dachten dat het volstond om gewoon een kinderwens in te vullen. Alsof dat kind zelf geen stem had, geen rechten, geen noden. Ook vele artsen in de fertiliteitssector waren hier van doordrongen. Het moet ergens in 2015 of 2016 geweest zijn dat ik op een congres over donorconceptie georganiseerd vanuit de sector zelf, nog uitgejouwd werd door de artsen omdat ik de anonimiteit als parlementslid in vraag durfde te stellen. De aanwezige donorkinderen kregen zelfs het woord niet.

Toen al was duidelijk dat er ook heel wat te verbergen was. Dat het belang van het kind decennialang ondergeschikt was, blijkt ook uit het ontbreken van een centraal donorregister. Hoewel verplicht sinds 2007 is zo’n centralisatie pas sinds 2024 operationeel. Zo bleef de zesvrouwenregel zeventien jaar lang dode letter. Die regel bepaalt dat het sperma van één donor slechts mag worden gebruikt bij maximaal zes verschillende vrouwen.

Stephanie Raeymakers van VZW Donorkinderen ontdekte in 2022 dat ze als deel van een drieling toch van verschillende vaders afstamde, men had een cocktail van donorzaad gebruikt zonder de wensouders in te lichten. En de eerste verhalen van multidonoren kwamen boven. In Nederland kwam er zo een proces tegen fertiliteitsarts Jan Karbaat, die met eigen zaad minstens 105 nakomelingen op de wereld zette.

Deur op een kier

Wat vandaag uitkomt zat er dus aan te komen en het zal niet het laatste zijn. Aan ons om deze keer echt wakker te blijven. Naast het immorele karakter van de anonimiteit geeft het dus ook problemen op vlak van volksgezondheid. De donorkinderen zijn ondertussen volwassenen, ze hebben een stem gekregen. Laat ons luisteren.

Niet naar de doemberichten over een daling van het aantal donoren dat jaren als excuus is gebruikt. Hun aantal steeg en het profiel veranderde van jonge studenten die een cent wilde bijverdienen naar jonge vaders die de keuze vanuit puur altruïsme maken om een ander het oudergeluk te gunnen.

Sinds de verkiezingen hebben we opnieuw een voorstel op tafel liggen. Dat via een Bewaar- en Beheerinstituut voor Donorgegevens (BBID) toegang tot informatie geeft vanaf twaalf jaar, identificeerbare gegevens vanaf zestien – als het kind dat wil. Het opheffen van de anonimiteit van de donoren verplicht niemand tot iets. Wie anoniem wil blijven, hoeft niet te doneren. Een kind hoeft niet op zoek te gaan. Maar de deur staat op een kier. En die kier geeft recht op informatie. Niet op vaderschap, niet op geld, maar op de waarheid. Want een donor is geen ouder. Ouderschap is, ook zonder anonimiteit, veel meer dan biologische verwantschap.

Weet je wat er gebeurt in landen waar ze dit goed geregeld hebben? Daar verdwijnt het taboe. Ouders praten eerlijker met hun kinderen. Ze beseffen dat transparantie beter is dan geheimzinnigheid. Veel wensouders beseffen pas jaren later dat ze hun kind cruciale informatie niet kunnen geven. Wat aanvankelijk veilig leek, wordt een last. Het is niet juist om ouders die keuze te laten maken op een moment waarop de kinderwens alles overheerst.

Dit is niet alleen een kwestie van medische noodzaak, maar vooral een fundamenteel mensenrecht: het kennen van je afstamming is geen gunst die we al dan niet mogen toekennen. Het is een recht. En het wordt tijd dat we daar eindelijk naar handelen. Want die kinderen groeien op, stellen vragen, en verdienen antwoorden. Allemaal.